Molen Korenmolen van Bos, Grolloo

Grolloo, Drenthe
v

korte karakteristiek

naam
Korenmolen van Bos
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04415 e
oude dbnr.
V4969
Meest recente aanpassing

locatie

plaats
Grolloo
plaatsaanduiding
dorp w.z.
gemeente
Aa en Hunze, Drenthe
geo positie
X: 241086, Y: 550663
N: 52.93615, O: 6.66766

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1920 -1921 afgebroken
geschiedenis
In 1844 richtte H. Brookman, korenmolenaarsknecht te Assen, zich tot de Gouverneur met het verzoek hem vergunning te verlenen voor het oprichten van een koren- en pelmolen te Grolloo. Als plaats voor de molen had hij een hoge hof gekozen bij het Westersche Zand van Grolloo. Eigendom van de boermarke van Grolloo, gelegen op 280 meter van de boerderij van Jan Westebring en 400 meter van de publieke weg. Westebring stond er positief tegenover, de boermarke wilde de grond gratis afstaan en de inwoners van Grollo zagen er veel "gerijf en gemak" in. Ook de mogelijkheid van pellen werd van belang geacht, omdat de ingezetenen hier veel gebruik van dachten te maken.

Ondanks het onverdeeld gunstige advies van de burgemeester werd de aanvraag afgewezen.
Brookman liet het er kennelijk niet bij zitten, want tot twee keer toe werd daarna nog advies aan de burgemeester gevraagd. Deze wees erop dat Grolloo 266 zielen (44 huisgezinnen) had en Schoonloo 85 (13 huisgezinnen), dat deze plaatsen op respectievelijk één en twee uur rijden van de molens van Rolde lagen en dat zich zelfs al een brood- en stoetbakker had gemeld, die zich in Grolloo wilde vestigen als daar een molen zou worden opgericht. Het mocht niet baten, het antwoord bleef afwijzend. Ten einde raad wendde Brookman zich tot Provinciale Staten met de klacht, dat het Ministerie van Financiën herhaalde malen zijn verzoeken om vergunning had afgewezen zonder redenen of gronden voor die afwijzing kenbaar werden gemaakt. De uit de Staten benoemde commissie, die hierover advies moest dienen, meldde na een dag al, dat ze zich bezwaard achtte een bepaald advies uit te brengen en stelde de zaak weer voor aan Gedeputeerde Staten over te geven. Dit college zou daarop dan moeten beschikken of handelen 'zoals zij vermenen te behoren'. De molen van Brookman is er niet gekomen. Maar waarom niet is onduidelijk gebleven.

In 1849 diende Albert Bos, timmerman te Paterswolde, een verzoek in om een koren- en chikorijmolen te mogen bouwen in Grolloo. Hij had een stuk heide op het oog ten westen van de weg Grolloo - Amen, in eigendom van de Marke van Grolloo. De burgemeester, die ook ditmaal weer van advies moest dienen, meldde dat de molen op honderd meter van de publieke weg zou worden gebouwd en dat de roeden van de molen boven zwikstelling zouden draaien, zodat er geen gevaar voor derden te duchten zou zijn. De oude argumenten, die voor de bouw van een molen pleitten, werden opnieuw naar voren gebracht.

Ditmaal werd daaraan toegevoegd, dat de afstand tot Rolde sommigen ertoe deed besluiten het koren ongemalen aan de varkens en het vee te voeren. Hij wees er verder op, dat in Smilde, Westerbork, Borger, Odoorn, Ruinerwold, Eelde en Rolde reeds meer dan één molen tot stand was gekomen. Dan was ook één molen voor Rolde toch niet te veel gevraagd. De Controleur van Belastingen was niet overtuigd en liet zich nogmaals informeren over de waarschijnlijkheid, dat de ingezetenen van Amen hun graan in Grolloo zouden laten malen en voorts hoe groot de afstand was en de toestand van de weg. Ondanks alle positieve brieven beschikte het Ministerie van Financiën negatief op de aanvraag van Bos.

Men liet het er echter niet bij zitten met al resultaat, dat er in october 1852 een mededeling van de minister van Financiën kwam, dat hij namens de Koning aan A. Bos vergunning verleende een windkorenmolen op te richten onder voorwaarde dat deze niet dichter dan honderd meter van de openbare weg werd geplaatst en de bouw binnen een jaar zou plaats vinden. Wanneer de molen exact voltooid was is niet exact na te gaan, maar uit de afloop van een twintig jarig termijn van vrijdom van grondbelasting per 1 januari 1873 kan worden afgeleid dat de molen er begin 1853 gestaan moet hebben. De molen werd gebouwd op heidegrond van de onverdeelde Marke van Grolloo, gelegen ten westen van de toenmalige weg vanaf de Pol te Grolloo naar Amen. In 1854 werd een apart kadastraal perceel gevormd, uitmakende korenmolen en erf, doch dit werd eerst bij de markeverdeling van 1856 op naam van Bos gesteld. De verdere ontwikkelingen in chronologische volgorde zijn als volgt:

1854: ontstaan van kad. perceel E 710, korenmolen en erf, groot 30 ca. t.n.v. de Markgenoten van Grolloo
1856: Perc. E 710 wordt bij de Marke verdeling nr. E 929, moolen, 30 ca. Op naam gesteld van A. Bos, moolenaar te Grollo
1867:Advertentie dat op 2 maart publiek wordt verkocht een goed onderhouden beklante
koren- en pelmolen. Advertentie, dat op 16 maart finaal en bij palmslag "eene goed onderhouden en beklante nieuwe stenen kooren- en pelmolen, de enige in dat kerkdorp, met daarbij gelegen grond ingezet is op fl. 3650,-- wordt verkocht.
1867: verkoop aan Arend Smit, landbouwer, Grollo
1868: verkoop aan Hendrik Westerling, molenaar, Grollo
1876: verkoop aan Bastiaan Haange, wethouder, Rolde
1877: wegens hermeting perc. E 929 gewijzigd in O 165, windkoornmolen, 30 ca.
1884: wegens vererving molen op naam gesteld van Willem Haange en cons, Bakker, Rolde
1892: wegens vererving en boedelscheiding molen t.n.v. Roelof Luinge, bakker en molenaar
Grollo. Roelof was gehuwd met Aaltje Haange; ze hadden als kinderen Bastiaan (molenaar) en Jan (bakker).
1922: In de akte van scheiding van de boedel van wijlen Roelof Luinge (overl. 05/08/'22) wordt perc. O 165 toegewezen aan zijn zoon Bastiaan luinge, molenaar, Grollo, geh. met L. Sijbring. Opvallend is dat in de akte niet meer over een molen wordt gesproken.
1924: wegens vererving komt perc. O 165 t.n.v. Bastiaan en zijn kinderen Aaltje en Sikko (geb. 1917)
1950: Eerst m.i.v. dit jaar, toen het perceel ten name stond van L. Geerlig - Sijbring, voordien wed. van B. Luinge, werd de molen van de kadastrale kaart gepoetst en de 'belastbare opbrengst gebouwd' voor de molen uit de kad. legger verwijderd. Gevolg daarvan is, dat tot 1950 nog grondbelasting voor de molen betaald moet zijn.

De molen is in werkelijkheid afgebroken in 1920 of 1921 door de bekende molenbouwer Vlieghuis uit Borger. Deze verzorgde ook altijd het onderhoud. De molen was van het type grondmolen en betrekkelijk klein. In de laatste jaren, na 1914 draaide hij slechts zo nu en dan. De oorzaak hiervan was, dat in 1914 besloten werd om als opvolger van het handkrachtfabriekje een stoomzuivelfabriek te bouwen en daaraan tevens een korenmalerij te verbinden. Bij akte van 25 maar 1914 werd opgericht de 'Coöperatieve Stoomzuivelfabriek en Korenmaalderij Vooruitgang Zij Ons Doel' (V.Z.O.D.). Als vaste mulder werd toen Bastiaan Luinge benoemd. Het wegje vanaf de Amerweg langs de noordzijde van de molen heette het Meulendiekie. Het werd later aangekocht door Hendrik Hadders die het aanmaakte bij zijn land. Een molensteen van Sikko Luinge aan de Amerweg te Grolloo is thans nog de enige tastbare herinnering aan de korenmolen van Grolloo.

Bron: de Nieuwe Drentse Almanak, 1992, W. Houtman.
jnjv

aanvullingen

trivia
Volgens de boeken van Wouda, zeilmaker te Meppel huurde de molen de zeilen van 1876 tot 1917, er werden zeilen gehuurd van 68 voet.

Waarschijnlijk is hier in Drenthe gebruik gemaakt van de Amsterdamse voet, deze is ruim 28 cm. andere maten zijn de Utrechtse stadsvoet (26,8 cm). De Friesche koningsvoet(32,6 cm), de latere Friese of Deventer houtvoet (29,5 cm)

de molen is afgebroken
-----

NB De aangegeven locatie is een schatting naar de TMK van 1898.