Molen De Haan, Dordrecht

Dordrecht, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Haan
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03941 p
oude dbnr.
V1627
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens

locatie

plaats
Dordrecht
plaatsaanduiding
's-Gravendeelsedijk
gemeente
Dordrecht, Zuid-Holland
streek
Eiland van Dordrecht
geo positie
X: 103913, Y: 424363
N: 51.80556, O: 4.64648

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1811 - 1817
geschiedenis

Bron: Draaiende wieken, stappende paarden - Molens op het Eiland van Dordrecht, C.J.P. Grol en J. Zondervan-Van Heck, Jaarboek 2008 Historische Vereniging Oud-Dordrecht.
Bron genealogische gegevens: Mw H.W.G. van Blokland-Visser, Papendrecht, januari 2016

1670 In oktober 1670 krijgt Gillis van Helmont Cornelisz. (ca. 1620-1673 Dordrecht, 1637 getrouwd met Elisabeth Goris) toestemming van het stadsbestuur om een nieuwe dubbele oliemolen te bouwen. De molen werd gebouwd op een stuk land dat hij op zijn kosten moest verhogen en verder geschikt maken, gelegen buytendijcx van de Suytpolder van Dubbeldam, beginnende van de kade langs d’uytwateringe van de voorschreven polder tot aen het stoepken vant huysken van Jan Boer. Het naast de rivier gelegen trekpad moest wel toegankelijk blijven. Stadsrekeningen geven jarenlang Gillis van Helmont met deze oliemolen aan op gors de Streep met de vermelding om jaarlijks in oktober zijn recognitie van ƒ 2,50 voor het stellen van de oliemolen te voldoen. Bij zijn dood in 1673 werd waarschijnlijk zijn zoon Johannes (1642-1702, Dordrecht, gewoonlijk Johan of Jan genoemd) eigenaar van de molen.

Op een kaart van Mattheus van Nispen uit ca. 1688 (uitsnede zie onder) is naast molen De Haan (L) huis Mijlwijck getekend dat al voor 1655 werd gebouwd en in 1677 door Aletta de Veer, weduwe van Johan Francken, werd verkocht aan de koopman Johan van Helmont.

In 1686 stelde Johan samen met zijn vrouw Sophia Deijlman Johansdr. (getrouwd 1671) hun oliemolen ‘Den Haen’ als onderpand bij een lening. Uit een akte uit 1689 blijkt dat Johan, dan brouwer in de brouwerij ’t Vlies, de oliemolen 2½ jaar daarvoor had laten veranderen in een moutmolen. Hij verklaarde dat hij de eigenaar was van de moutmolen Den Haen en Pieter Gijselen als molenaar op de molen in dienst had. Hij maalde nu graan zoals mout en boekweit die hij in zijn brouwerij gebruikte. Hij maalde als dat nodig was ook ’s nachts en bracht het mout zodra de poort open was naar de brouwerij. Als er niet genoeg wind was om te malen met De Haan, dan werd er gemalen met de rosmolen die in de brouwerij gevestigd was. Van Helmont verklaarde verder nog dat hij bij het vervoer van mout of meel nooit biljetten heeft gebruikt en daar ook nooit over is aangesproken door de pachter van het gemaal, die zo verklaarde hij daervan wetenschap heeft gehad.

In 1691 verklaarde Van Helmont dat Pieter Pieterse Kruyn als meesterbaes molenaer voor hem zou werken. De drie zoons van Kruyn zouden hem daarbij assisteren bij het slaan van olie en het malen van mout. Dit contract zou lopen vanaf half september tot half juli 1692. Het loon dat Kruyn zou verdienen bedroeg ƒ 14 per week. Als alles naar tevredenheid verliep, dan volgde nog een periode van half juli 1692 tot half juli 1693. Kruyn zou wat betreft het olieslaan betaald krijgen voor ieder last koolzaad tot kleine koeken ƒ 10 en van koolzaad tot grote koeken ƒ 9 per last. Per 1300 lijnkoeken kreeg hij ƒ 9 en van hennepzaad ƒ 6 per last en bovendien een halffvat bier alle jaeren geduyrende deses’.

In 1697 werd de molen door Van Helmont, met toestemming van zijn vrouw, verkocht aan Martinus Brouwer, oud-schepen en koopman uit Gorinchem. In deze akte werd De Haan weer alleen als oliemolen aangeduid. Een hele lijst met gereedschappen werd vermeld met onder andere twee loperstenen, acht stampers, zes heien, bekkens, meelmaten, drie ijzeren pannen om het gemalen zaad te verwarmen, zes zeilen zowel oud als nieuw, een partij oude raapkoeken en nog veel meer. Deze gereedschappen werden getaxeerd op ƒ 3.147. Brouwer nam ook de oude hypotheek, die Van Helmont op deze molen had, over. De koopsom bedroeg ƒ12.500. Daarbij kwam nog het jaarlijkse erfpacht bedrag aan het stadsbestuur, wat na al die jaren nog steeds hetzelfde bedrag was.

In 1703 liet Martinus Brouwer (overleden 1714) om wat voor reden dan ook registreren dat de molen door Gillis van Helmont was gesticht in 1670.

In 1731 stond Cornelis Martinus Brouwer (overleden 1776) in het verpondingskohier vermeld als eigenaar van De Haan met als huurwaarde ƒ 400 en een verpondingaanslag van ƒ 26. Daarbij stond tevens vermeld dat hij de molen met huis en loods had verhuurd aan Cornelis Terwe. De molen figureerde een aantal keren in akten als belending van de naast gelegen molen De Kalkoen.

In 1776 werd door de erfgenamen van de overleden Cornelis Martinus Brouwer De Haan openbaar verkocht. Het hoogst werd geboden door Adriaen ’t Hooft, maar de molen ging aan zijn neus voorbij, doordat de kooplieden Anthonij en Cornelis Stratenus Adamz (1733-1805) een hoger bedrag boden en vanaf toen de molen in eigendom hadden. Later werd Cornelis Stratenus alleen als eigenaar vermeld in akten betreffende de naast gelegen molen. Cornelis was in 1757 getrouwd met Margaretha van Boven Pieters (1730-1811 Dordrecht).

In 1805 kwam de molen na het overlijden van Cornelis in handen van zijn weduwe Margaretha. Margaretha verkocht in 1808 het naast de molen gelegen buitenverblijf belend ten noordoosten de houtzaagmolen van Arij Kuyl, ten zuidwesten de uitwatering van deze heerlijkheid, ten noordwesten de rivier den Maas en ten zuidoosten den dijk.

Er was geen opvolger omdat hun enige zoon Adam reeds in 1807 was overleden en zijn kinderen waren nog te klein. Na het overlijden van Margaretha van Boven in 1811 werden geen akten meer gevonden over deze molen.

Geheugensteuntje

Onderstaand molenrijmpje betreft alle 16 oliemolens van het eiland Dordrecht. Het moet ongeveer tussen 1802 en 1817 gemaakt zijn. De olieslagers waren in die tijd allemaal aangesloten bij een confrérie van olieslagers, een soort gilde/broederschap. Tussen haakjes de naam waaronder de molen uiteindelijk meer algemeen bekend was, waarbij niet geheel zeker is of dat ook feitelijk de molen uit het versje betreft.

Het Klaverblad, dat maalt zo snel,
De Karnton, die weet het wel (Waker)
Het Seimpje met zijn kloek verstand,
dat maalt zijn zaadjes kort en kant (De Zwarte Arend)
De Lelie is een mooie blom,
De Waker lacht daar echter om (De Wakende Kraan)
De Reiger staat nogal in het riet,
Waar De Kat zeer fel op ziet
De Oude Ruiter ruitert snel,
De Haan die kraait des morgens wel
De Uil staat reeds voor de ploeg (De Valk)
Als De Sprokkelaar zijn dingen doet (Het Anker)
De Wever weeft zijn garen fijn (De Willem I)
De Zeelt die wil gevangen zijn
De Bakker bakt zijn brood te licht (De Hoop)
De Poortklok heeft dit lied gedicht (De Karper)

aanvullingen

trivia

Op de eerste kadastrale kaart van de Gemeente De Mijl uit 1817 wordt de molen in ieder geval niet meer weergegeven.