Molen De Jager / Molen De Wit, Herwijnen

Herwijnen, Gelderland
v

korte karakteristiek

naam
Molen De Jager / Molen De Wit
modeltype
Ronde molen, grondzeiler
functie
korenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
restant
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
03507 n
oude dbnr.
V117
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 03507 n Molen De Jager / Molen De Wit (Herwijnen)
Ansichtkaart (collectie J. Knegt)

locatie

plaats
Herwijnen
plaatsaanduiding
Waaldijk 103
gemeente
West Betuwe, Gelderland
streek
Betuwe
kadastrale aanduiding 1811-1832
Herwijnen E (1) 193 Willem van der Vlier, molen.
geo positie
X: 137037, Y: 425575
N: 51.81850, O: 5.12668

constructie

modeltype
Ronde molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
ronde bovenkruier
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
restant
bouwjaar
verdwenen
1923 onttakeld
eigendomshistorie

Van 1743  tot 1775 eigendom van de familie Bierman, heer van Herwijnen

Van 1775 tot 1821 was Jacob de Wit uit Brakel eigenaar. 

Beide zonen van Jacob de Wit erfden de molen.

 Zoon Jacob de Wit werd de korenmolenaar van 1905 tot 1921

In november 1860 werd de molen verkocht  uit de nalatenschap hunner ouders, wijlen de echtelieden Jacob de Wit en Petronella van Deventer. 

Jan Rink, landbouwer wonende te Herwijnen werd eigenaar. 

Reijer de Jager was de volgende eigenaar,  gehuwd met Cornelia van Kranenburg, 

Laatste molenaar was Cornelis de Jager

geschiedenis

De Herwijnse korenmolen bestond al in 1743 en was tot 1775 eigendom van de familie Bierman, heer van Herwijnen, wonende op het kasteel “de Engelenburght”.

Van 1775 tot 1821 was Jacob de Wit eigenaar. Jacob de Wit was afkomstig uit Brakel. Beide zonen van Jacob de Wit erfden de molen. Zoon Jacob de Wit werd de korenmolenaar (hij werkte waarschijnlijk al bij zijn vader op de molen) en zijn broer Pieter van Deventer de Wit was wagenmaker.

De molen werd gebouwd als banmolen voor de heren van de 'Engelenburght'. Nadat de feodale rechten in 1796 waren afgeschaft, werd de molen eigendom van Jacob de Wit (zie ook Gelders Molenboek). Molenaar Jacob de Wit was de laatste molenaar. Hij heeft met de molen gemalen van 1905 tot 1921.
In 1922 werd de molen onttakeld en werd in 1981 na verbouwing ingericht als woning

In november 1860 werd de molen verkocht onder notaris George Justinus Kolff. In de akte staat ‘eene steen wind-korenmolen, met woonhuis, achterhuis of gebouw, tuin en erve. Staande en gelegen in de gemeente Herwijnen, kadastraal nummer 192, molen en erf groot twee roeden, acht en negentig ellen en nummer 194, tuin groot acht roeden.’ De rekwirente verkoper verklaarde namens zijn lastgevers, dat het hiervoor beschreven onroerend goed, aan hen in eigendom is aangekomen uit de nalatenschap hunner ouders, wijlen de echtelieden Jacob de Wit en Petronella van Deventer.

Het ontroerend goed van een zekere som afgehangen en afgeslagen zijnde tot een som van vierduizend tweehonderd gulden is gemijnd geworden door Jan Rink, landbouwer wonende te Herwijnen. Door Jan Rink ingezet een zekere som daarboven, afgeslagen tot op de som van tweeduizend gulden, als waarmee gemijnd door Reijer de Jager landbouwer wonende te Deil die alzo voor het voorgeschreven goed heeft geboden de som van zesduizend tweehonderd gulden.

De ondergetekenden Jacob de Wit en Pieter van Deventer de Wit in deze genoemd, verklaren bij deze uit handen van de koper Reijer de Jager te hebben ontvangen in deze vermelde koopsom van zesduizend tweehonderd gulden
Herwijnen, 12 februari 1861
J. de Wit
P. van Deventer de Wit*

Reijer de Jager was gehuwd met Cornelia van Kranenburg, die door notaris G.J. Kolff het mooie keetje werd genoemd. Nu scheen Reijer de Jager volgens zijn familie beneden zijn stand getrouwd te zijn, iets wat erg was in die tijd. Hierdoor lag hij met zijn familie overhoop.
Notaris Kolff heeft dat ook geweten, hij kwam ook uit Deil, ze waren vrienden van elkaar. De notaris had dhr de Jager een seintje gegeven dat in Herwijnen en molen met woning te koop was. Hij kwam in 1861 met twee kleine kinderen naar Herwijnen, een jongetje van 3 jaar en een dochtertje dat in september twee jaar werd. Later werden nog drie kinderen geboren.
In 1877 overleed hun moeder aan hersenvliesontsteking.

Arnhemsche courant, 30 januari 1877
Herwijnen, 26 jan. Hoe weinig zorg men op sommige plaatsen draagt voor de veiligheid van reizigers per as, en dat wel langs de dijken, kan blijken aan den korenmolen alhier. Dee molen staat vlak aan den dijk, zoodat paarden, die er niet van gewoon zijn, heel ligt kunnen schrikken van de draaijende wieken. Vroeger stond tegenover den molen aan de buitenzijde van den dijk een flinke schutting om ongelukken te voorkomen, wanneer de paarden op zijde mogten wijken. Deze schutting is den vorigen winter vervallen en niemand schijnt er aan te denken, eene andere in de plaats te stellen. Als men den put maar niet dempt, wanneer het kalf verdronken is.

Op 18 februari 1885 berichtte de Winschoter Courant:                                                                                            Te Herwijnen zijn Vrijdag bij het uitgaan der school twee kleine meisjes door de wieken van den korenmolen getroffen. Eender meisjes werd het armpje stuk geslagen, terwijl het andere een lichte verwonding kreeg en haar kleeren aan flarden werden gescheurd. De wieken van dezen molen , die bij Westen- en Oostenwind een gedeelte van den begaanbaren weg bestrijken , zijnde schrik der paarden , en een menigte van menschen en dieren zijn reeds van-tijd-tot-tijd daarmede in aanraking gekomen. 
Informatie van Caroline Schaeffer, 3 januari 2023

Toen Reijer de Jager in 1901 stierf ging de molen over naar zijn zoon.

In de oorlogsjaren 1914-1918 kwam in Herwijnen de mobilisatie. Gemalen mocht er toen niet maar de boeren gaven toch hun koren mee. Het brood was toen erg slecht. Men kreeg op de bon 2 ons en er werden veel bonen en erwten gegeten. Zondags werd er niet gekookt om bonnen te sparen voor het weekend. Maar op maandagmorgen was het dikwijls zuur. Als men het uit elkaar trok waren het net draden, dan zat er de lang in zoals men dat noemde.
Daarom werd er ’s nachts nog wel eens voor de boeren gemalen.

In 1923 werden de kap en de wieken van de molen gehaald. De kap werd slecht en er was toen nog geen vereniging voor het behoud van de Hollandsche Molen. Men besloot op een dieselmotor over te gaan. Daar is nog een apart gebouwtje voor bijgezet aan de noordzijde.
Op de wind hoefde men toen niet meer te wachten. Als het te lang windstil was ging men wel eens met het graan helemaal naar Gorinchem toe. Daar maalde men waarschijnlijk al machinaal. De dieselmotor werd gestookt met ruwe olie. De dieselmotor (Deutz) was best, maar niet ’s winters als het hard vroor. De pijpleiding van het koelwater bevroor dan en was men de hele morgen bezig met het ontdooien en kon men pas ’s middags gaan malen. Na de dieselmotor is er een elektrisch hamermolentje bij gekomen, dat stond binnen in de molen.

Toen Cornelis de Jager molenaar af was, was er geen opvolger, de molen raakte in verval. Op een zondagmiddag zo’n zes jaar later kwam er een jongeman met zijn verloofde vragen of de molen te koop was. Een zekere Oostveen uit Utrecht. Later is hij nog geweest en heeft de molen en omliggende grond gekocht. De molen is inmiddels omgebouwd tot woning

Ontleend aan W.G. de Jager 24/10/1976 - St. Vrienden van de Geldersche Molen.

nog waarneembaar

Molenromp met kap, ingebruik als woning