Deze korenmolen uit 1801 rust op zes teerlingen, waarop zes 2,40 m. hoge en iets schuin naar binnen lopende velden zijn geplaatst. In de groene toegangsdeuren is een fraaie patrijspoort aangebracht. Na een insnoering halverwege volgt een met geteerd dakleer beklede romp met op de zes hoeken witte verticale stroken dakleer. Ook de molenkap boven de twee zolders is met dit materiaal gedekt.
Zijn voorganger, die mogelijk uit 1616 dateerde, waaide tijdens de beruchte zware storm van 9 november 1800 om.
Eigenaar Pieter Brand verkocht de molen in 1824 aan L.A. Verhage. In de koopakte werd bepaald dat de ambachtsvrouwe van Aagtekerke of haar rechtverkrijgenden het recht van voorkeur bij verkoop kreeg.
Bij een openbare verkoop in 1866 kwam de molen in bezit van Pieter Kwekkeboom. Deze kocht hem voor zijn zoon, toen molenaarsknecht in Wissekerke. Van genoemd recht werd toen door de voogd van de ambachtsheer afstand gedaan in ruil voor de vrijheid dat de ambachtsheer te allen tijde zijn paarden kosteloos in het schuurtje bij de molen mocht stallen. Daarnaast moest jaarlijks ƒ 48,-- grondrente aan hem worden afgedragen en bij verkoop van de molen moest hem de voorkeur worden gegeven.
Vanaf 1867 was de molen onafgebroken in bezit van de molenaarsfamilie Kwekkehoom. Zij maalden met een koppel 15der kunst- en blauwe stenen en oorspronkelijk ook nog met een derde koppel, een mengmachine en een buil op de eerste zolder.
In de naburige maalderij, verwijderd ten tijde van de molenrestauratie van 1970/71, stonden een hamermolen met 25 PK electromotor, een silo voor 10 ton graan, een mengmachine en een elevator.
Van de molen maakte men in die tijd beide koppel maalstenen en de buil weer maalvaardig, werd de kruilier vervangen door een rad en werd het wiekenkruis vernieuwd: twee nieuwe roeden met Oud-Hollandse ophekking. Eén van de nieuwe gelaste roeden kwam in de plaats van een zeer oud houten exemplaar.
In 1996/98 zijn bij een volgende flinke restauratie aan de kap beide voeghouten met spantring en roosterhouten, korte spruit met achterkeuveleind, windpeluw met voorkeuveleind en gehele overring vernieuwd. De spanten met gordingen zijn overgezet op de nieuwe spantring. De houten bekleding van de kap is ook geheel vernieuwd met daarop bitumen.
Aan de romp zelf zijn de volgende zaken vernieuwd dan wel vervangen: drie van de zeskantstijlen zijn aan de bovenzijde aangescherfd, het complete boventafelement met neutenkruiwerk, vloeren van de steenzolder en kapzolder met enkele draagbalken, enkele veldkruisen, ramen, steenkuipen en toebehoren, en de maalbakken en meelkokers van beide koppel stenen. Bepaald niet onbelangrijk: beide Derckx-roeden werden vervangen door nieuwe exemplaren van hetzelfde fabrikaat. Conclusie moet haast wel zijn (en lijkt bewezen te worden door soortgelijke gevallen in Zoutelande en Westkapelle) dat gelaste roeden het in deze omgeving, met veel zilte lucht, niet zo goed doen.
In 2005 is onder meer het gaandewerk (sporing van de wielen e.d.) nagekeken.
De molen maalt regelmatig, onder meer voor veevoer.