Molen Vlodroppermolen, Vlodrop

Vlodrop, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Vlodroppermolen
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
adres
Tussen de Bruggen 24
6063 NA Vlodrop
beek
Rode Beek
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Vlodroppermolen via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
00210
oude dbnr.
B484
Meest recente aanpassing
| Verwijzingen
media-bestand
Molen 00210 Vlodroppermolen (Vlodrop)
Marcel van Nies (4-3-2017)

locatie

plaats
Vlodrop
plaatsaanduiding
beek
Rode Beek
gemeente
Roerdalen, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Vlodrop, sectie G, nr. 1510
geo positie
X: 204023, Y: 349922
N: 51.13666, O: 6.08763
biotoopwaarde
landschappelijke waarde
Niet onbelangrijk

contact en bezoek

bezoek/postadres
Tussen de Bruggen 24
6063 NA Vlodrop
molenaar
telefoon
e-mail

website
social media
open voor publiek
nee
gericht op scholen
nee
bijzonderheden

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
gangwerk
gietijzer, spoorwielaandrijving
wateras
rad
Girard
rad diameter
-
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
omwentelingen
geschiedenis
De Vlodroppermolen, vroeger de Nieuwe Molen of de Onderste Molen genoemd, ligt langs de provinciale weg bij de kom van het dorp, ter plaatse Tussen de bruggen genaamd. Oorspronkelijk hadden de Gitstapper- en de Vlodroppermolen veel overeenkomsten met elkaar. Ook op de Vlodroppermolen werd koren gemalen en oliezaad geslagen.
De waterraderen waren van hetzelfde type en hadden dezelfde opstelling. Beide raderen hadden dezelfde middellijn van 5,36 m. de breedtes verschilden onderling weinig, het rad van de korenmolen was 0,46 m. breed, dat van de oliemolen 0,44 m.
In het proces-verbaal van 1856, dat het waterpeil en de aanwezige waterwerken vaststelt, wordt gezegd: de oliemolen wordt in beweging gebragt door dezelfde maalschuif als den graanmolen, doch kan worden afgesloten. De twee raderen bevinden zich in hetzelfde vlak. Dezelfde maalsluis is voor beide raderen afzonderlijk opgegeven.
Boven de molen, die op de linkeroever ligt, werd het water in een molen- of vergaarvijver opgestuwd. Tussen de molens was de Roode Beek smal en ondiep. De wateraanvoer voor de Vlodroppermolen verliep traag en was grotendeels afhankelijk van de doorlaat bij de Gitstappermolen of de afslagtak. Om te kunnen malen werd het water dan ook regelmatig te hoog opgestuwd. Daarvoor kregen de molenaars van de Vlodroppermolen enige malen een procesverbaal.
De loop van de beek was zeer aantrekkelijk. Zowel boven als onder de molens meanderde hij door een fraai landschap.

De Vlodroppermolen werd gebouwd in opdracht van P.A. Cremers, molenaar in Huckelhoven, gemeente Karken in Pruisen. In 1834 kreeg hij van het provinciaal bestuur toestemming voor de bouw. Vervolgens was Hendrik Thörssen, molenaar in Vlodrop, eigenaar. Na zijn overlijden verkochten de erfgenamen de watergraan- en oliemolen aan Rudolph Weyer uit Wassenberg, eveneens in Pruisen gelegen.
De molen werd toen gesitueerd in de Bruggelder of Broggelder. In 1843 werd de molen met huis, tuin en andere aanhorigheden door de erven Weyer openbaar verkocht.
Kopers werden Pieter Flesken, landbouwer in Maasniel-Gebroek en Pieter Faems, molenaar in Melick. Zij werden ieder voor de helft eigenaar. Zij verkochten de molen in 1865 aan Gabriël Wackers, landbouwer in Vlodrop. Hij droeg de molen om financiële redenen in hetzelfde jaar over aan Antoon Hubert Wackers, molenaar in Herzogenrath bij Aken. In 1876 verkocht Wackers de molen met alles wat er toe behoorde aan Joseph of Mathijs Joseph Keimes, gehuwd met Helma Lebouille en rentenier in Aken. Hij vestigde zich daarna in Vlodrop. Drie jaar later werd de molen door brand vernield. Keimes wilde de molen herbouwen en vroeg burgemeester en wethouders van Vlodrop toestemming voor de plaatsing van een turbine voor de aandrijving van de korenmolen. De oliemolen werd niet meer ingericht. De burgemeester stuurde het verzoek door naar Gedeputeerde Staten.

De turbine was van een vereenvoudigd type Girard en van Duitse makelij. Hij werd niet, zoals later gebruikelijk, in een gemetseld of betonnen huis geplaatst, maar onderin een plaatijzeren cylinder. Dit turbinehuis steekt boven het achterwater uit. Over de beek werd een ijzeren balkbrugje gelegd en het geheel werd door een lessenaarsdak afgeschermd.
Het water stroomt na het passeren van de maalsluis via een inlaatstuk aan de bovenzijde in het turbinehuis, dat zich geheel met water moet vullen om de turbine in beweging te brengen. De drukhoogte is gelijk aan de vertikale afstand tussen de (turbulente) waterspiegel boven in het turbinehuis en het horizontale loopwiel van de onderin liggende turbine. De vertikale as in het loopwiel drijft met een conische tandwieloverbrenging de horizontale molenas aan.
De turbine voldeed aanvankelijk niet. Hij stond bijna een jaar stil omdat nieuwe onderdelen geleverd moesten worden.
Voordat de turbine weer in bedrijf kon worden genomen, overleed Keimes. Zijn weduwe zette echter de zaak op dezelfde voet voort. In 1884 verkochten de erfgenamen Keimes de molen met huis en erf weer aan Antoon Hubert Wackers te Herzogenrath. De molen werd toen gepacht en geëxploiteerd door Herman Wackers, molenaar in Vlodrop.
De turbine, de tweede die in de provincie Limburg werd geplaatst, voldeed na het aanbrengen van nieuwe onderdelen echter nog steeds niet. Regelmatig deden zich mankementen voor die hersteld moesten worden. Wackers liet daarom in 1884 de turbine met huis vervangen door een andere turbine, waarvoor hij op 2 mei van dat jaar toestemming van het provinciaal bestuur kreeg. De middellijn van het nieuwe huis werd op 0,88 m. gebracht en de hoogte op 1,74 m. Van het oude huis bedroegen de afmetingen respectievelijk 0,97 m. en 1,45 m.
In 1895 verkocht Antoon Wackers de molen met aanhorigheden aan Jan Verbeek, molenaar in Posterholt. Hij nam op 1 januari zelf de exploitatie ter hand. Na zijn overlijden vererfde de molen aan zijn weduwe Gertrudis Cuijpers en drie kinderen. Bij boedelscheiding in 1929 kreeg de toen 21-jarige Louis Verbeek de molen met huis, erf en andere aanhorigheden.
Het molenwerk bestaat uit een maalstoel van ronde gietijzeren kolommen, waarin het ijzeren gangwerk staat. Op de stoel liggen een koppel 16der kunststenen, fabrikaat Van Hees te Geldern (D.), voor het rogge- en boerengemaal en een koppel 16der blauwe Duitse stenen voor het tarwegemaal.
Het gangwerk bestaat uit een molenas, bij de turbine voorzien van een conische tandwieloverbrenging en in de molen van een conisch ijzeren aswiel, dat de koningspil aandrijft. Het daarop aangebrachte spoorwiel drijft zoals gebruikelijk de rondsels op de twee steenspillen aan.
Verbeek breidde de molen verder uit. Aan de straatzijde bouwde hij langs het water een machinekamer voor een zuiggasmotor van het fabrikaat Dekkers uit Roosendaal, die met een riem de molenas tussen de turbine en de koningspil aandreef. De molenas had een losse riemschijf voor het starten van de motor en het malen op waterkracht. Door middel van een schroefhandwiel kon de turbine-aandrijving buiten bedrijf worden gesteld. Op het einde van de jaren dertig werd de Dekkersmotor vervangen door een elektromotor met een tussendrijfwerk.

In de Tweede Wereldoorlog liep de molen forse schade op: aan het einde van de slag om de Roerdriehoek waren Roermond, Herten en Vlodrop nog in Duitse handen. Het duurde tot de laatste dagen van februari 1945 voordat deze plaatsen werden veroverd. De schade aan de watermolen werd voornamelijk geleden door het springen van de brug en de gevechten bij de overgang van de Rode Beek.
Bij de wederopbouw werd meer op doelmatigheid dan op oorspronkelijkheid gelet, hetgeen overigens voor die tijd begrijpelijk is. Slechts een deel van de gevel langs het water is authentiek. Het voorste deel bij de weg, waar vroeger de machinekamer van de Dekkersmotor met de gasgenerator lag, werd als kantoor ingericht. Het middendeel bleef maalderij. Het achterste deel is nieuw en diende voor opslag. Aan de rechterzijde van het erf werden ook ruimten voor opslag gebouwd.
In de maalderij werden in het begin van de jaren vijftig geplaatst: een kleine Econoom-hamermolen van de Gebr. Jaspers uit Aarle-Rixtel, een voorreiniger met haverpunter van de firma Van Aarsen uit Panheel, twee mengketels en een houten elevator van de firma Poeth uit Tegelen. Deze machines worden elektrisch aangedreven.
In die tijd was de maalderij goed ingericht voor het maken van mengvoeders en paardenvoer. In voorkomende gevallen werd met waterkracht bakrogge gemalen.
In 1974 werd het bedrijf opgeheven en Verbeek verkocht de gebouwen met de grond aan de aannemers Gebr. Martin en Hubertus Berben te Herkenbosch en St. Odiliënberg. De rechtergebouwen hebben nog dienst gedaan als magazijn en depot van de Limburgse Land-en Tuinbouwbond (L.L.T.B.).
Het bedrijfsgebouw en de huizen, waarvan de staat door de langdurige leegstand slecht was, werden hersteld.

In 1985 werd de molen op verzoek van de eigenaren van de monumentenlijst afgevoerd. Het waterrecht was eerder gedeeltelijk door Louis Verbeek aan het waterschap verkocht en de watermolen werd een wintermolen. De turbine, de enige in zijn soort in Nederland, heeft met het molen- en gangwerk een grote historische waarde.

In het midden van de jaren tachtig liet het waterschap een omloop in de Rode Beek bij de molen aanbrengen en werd ook het waterwerk aan de molen vernieuwd.


foto's

foto's