Molen Otten, Wijlre

Wijlre, Limburg
b

korte karakteristiek

naam
Molen Otten
modeltype
Watermolen
functie
korenmolen, elektriciteitsopwekker
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Het opwekken van elektriciteit en incidenteel het malen van graan
adres
Molengats 1
6321 AE Wijlre
beek
Geul
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
fietsroute
fietsroute in de buurt van Molen Otten via fietsnetwerk.nl
Ten Bruggencate-nr.
01138
oude dbnr.
B487
Meest recente aanpassing
| Foto
media-bestand
Molen 01138 Molen Otten (Wijlre)
Marcel van Nies 13-4-2019)

locatie

plaats
Wijlre
plaatsaanduiding
beek
Geul
gemeente
Gulpen-Wittem, Limburg
kadastrale aanduiding
Gemeente Wijlre, sectie D, nr. 2375
geo positie
X: 190606, Y: 316037
N: 50.83309, O: 5.89260
biotoopwaarde
landschappelijke waarde
Bijzonder groot

contact en bezoek

bezoek/postadres
Molengats 1
6321 AE Wijlre
molenaar
J.H.H. Otten
telefoon
e-mail

social media
open voor publiek
nee
gericht op scholen
nee
bijzonderheden

constructie

modeltype
Watermolen
krachtbron
water
kenmerken
functie
inrichting

Twee koppel maalstenen; elektriciteitsgenerator met toebehoren

gangwerk
snaaraandrijving en gietijzer
wateras
ijzer
rad
traditioneel
rad diameter
05,24 m. resp. 06,08 m.
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
werkend
bouwjaar
bedrijfsvaardigheid
Maalvaardig
bestemming
Het opwekken van elektriciteit en incidenteel het malen van graan
omwentelingen
geschiedenis

De watermolen van Wijlre is met zijn twee waterraderen een van de bekendste watermolens van Zuid-Limburg. Hij maakt deel uit van een grote hoeve, waarvan de molenvleugel met het woongedeelte langs de Geul ligt. Het hoofdgebouw is van mergel- en baksteen en de ramen en deuren hebben hardstenen omlijstingen. Tot in het begin van deze eeuw was het zadeldak met de wolfseinden gedekt met leien. Deze dakbedekking, die het gebouw een klassiek uiterlijk gaf, werd vervangen door pannen. Later werd ook het aantal ramen in het woongedeelte boven het water uitgebreid.
Op een afstand van ongeveer 150 m. bovenstrooms splitst de molentak zich af. Daar bevindt zich in de afslagtak ook het verdeelwerk dat de watertoevoer naar de molentak regelt. Achter de waterraderen ligt een brede molenwiel en komen beide Geultakken samen.
Vroeger was de watermolen een koren- en oliemolen, waarvan de oliemolen met het achterste houten waterrad naast het woongedeelte lag. Haaks op de molenvleugel staat aan de linkerzijde van de binnenplaats een grote hoge schuur, waarin zich de stallen voor het rundvee met de hooi- en de strozolder bevonden. In het achterste deel daarvan lag de melkerij en stond een dorsmachine, die vanuit de molen met een lange ijzeren as werden aangedreven. In het begin van de jaren vijftig werden in het voorste deel van de schuur een elektrische hamermolen van de firma Van Aarsen uit Panheel en een mengketel geplaatst voor het malen van veevoer. Het loonmalen verliep en de handel in veevoer, kunstmest en andere produkten was er voor in plaats gekomen. Enige jaren geleden werden ook deze activiteiten gestaakt.
De molenwerken en de waterraderen waren vroeger geheel van hout. Zowel de graan- als de oliemolen werden oorspronkelijk aangedreven door onderslagraderen. Omstreeks 1850 had het voorste rad van de graanmolen een middellijn van 5,75 m. en een breedte van 0,74 m.Het achterste rad van de oliemolen was 6.00 m. groot en had eveneens een breedte van 0,74 m. De hoogte van de schoepen was klein en bedroeg respectievelijk 0,31 en 0,34 m. Op het einde van de vorige eeuw werden de raderen vernieuwd en voorzien van een krop, waardoor zij als middenslagrad functioneerden. Zij werden daarbij kleiner, de middellijnen bedroegen toen respectievelijk 5,66 en 5,58 m.

Toen de molen in 1776 werd gebouwd, was Wijlre een vrije (rijks)heerlijkheid. Deze is door de keizer in leen uitgegeven; de Heer was alleen aan hem verantwoording schuldig. In de Franse Tijd werd de vrije heerlijkheid Wylre opgeheven en bij Frankrijk ingelijfd. De molen, boerderij en brouwerij behoorden tot de heerlijkheid. De pachter was molenaar, landbouwer en bierbrouwer. Hij bezat het recht van molendwang en het panhuisrecht. Alle ingezetenen van de heerlijkheid moesten op zijn molen laten malen en het bier, dat in de heerlijkheid werd gedronken, was van zijn brouwerij afkomstig. Op het einde van de 18e eeuw had de heerlijkheid geen Heer, maar een Vrouwe, Christina Henriette, barones de Bounam de Wylre, genaamd.
In 1790, kort voor de Franse inval, verkocht zij de heerlijkheid, maar behield het vruchtgebruik. In 1803 kocht Guillaume Eugene de Massen, oud-kolonel van het Staatse leger te Maastricht, het kasteel Wylre met aanhorigheden, waaronder de molen, boerderij en brouwerij. Erfpachter was Jan Peter Tack. In de Franse Tijd werd hij eigenaar van de bierbrouwerij. Na de dood van Tack in 1828 kwam de brouwerij in het bezit van zijn schoonzoon L'Ortye. De brouwerij bleef in deze familie tot 1871, in dat jaar werd Frederik Edmond Brand uit Hedel door koop eigenaar. De Brands brouwerij werd één van de bekendste bierbrouwerijen in Limburg en de vierde generatie Brand maakt nog deel uit van de directie.
Kasteel, molen en boerderij met aanhorigheden vererfden na het overlijden van oud-kolonel De Massen in de vrouwelijke lijn van de volgende geslachten: erfgename werd in 1820 dochter Eugenie. Ze was gehuwd met jhr. Francois Xavier Kerens, die onder andere burgemeester van Heer is geweest. Na scheiding en deling werd hun zoon jhr. Wilhelmus Eugenius Franciscus Mathias Kerens eigenaar.
In 1884 werd de molen met aanhorigheden na scheiding en deling toegewezen aan Valerie Dorothea Marie van der Vrecken, gehuwd met Gustave Stevens. Zij woonden op het kasteel Bethlehem in Meerssen. Na deling in 1922 werd hun dochter Valentine Alexandrine Josephine Marie, weduwe van Paul Gustave Regout, eigenaar. Zij overleed in 1937. In 1949 lieten de kinderen Regout de molen met aanhorigheden openbaar verkopen. Hoogste bieder en eigenaar werd Christiaan Otten, landbouwer te Dieteren. Drie jaar later vestigde hij zich met zijn gezin in Wylre, omdat het pachtcontract toen afliep. In 1961 werd hun zoon Jan Arnold eigenaar.
In de vorige eeuw kwam Caspar Joseph Engelen als pachter op de molen. Hij was uit Simpelveld afkomstig, waar zijn familie de Bulkemsmolen had. Zijn oudste dochter Anna Maria huwde met Johannes Wilhelmus Hupperichs. In 1917 namen zij de pacht over. Hun zoon verongelukte in 1948 met de molenkar, toen op een afdaling de remmen niet werkten. Intussen had hun kleinzoon, die ook Johannes Wilhelmus heette, het bedrijf overgenomen. Hij bleef pachter tot 1952.
Na het uitbreken van de oliemolen in het begin van deze eeuw werd aan het achterste waterrad een tweede maal inrichting geplaatst. De steenbedding van de maalinrichtingen loopt langs de gehele vleugel. Zowel aan het linker- als aan het rechtereinde bevindt zich een trap. De linker maalinrichting, die door het voorste ijzeren waterrad werd aangedreven, bestond uit twee koppel stenen met een houten gangwerk, dat onder de steenbedding lag. Het aswiel dreef rechtstreeks het rondsel op de spil van een koppel stenen aan. Het toerental van dit enkelvoudige gangwerk was laag, waardoor de maalcapaciteit tamelijk klein was. Dit koppel stenen werd dan ook weinig gebruikt. Aan de linkerzijde lag haaks op de wateras een tussenas, waarmee een tweede koppel stenen werd aangedreven. Daartoe was de tussenas aan de ene zijde voorzien van een schijfloop, die op het aswiel draaide, en aan de andere zijde van een kroonwiel voor de aandrijving van het rondsel op de steenspil. Vanaf de tussenas liep een riem naar een ijzeren transmissie-as, die van de voorgevel naarde grote schuur liep, waarop eveneens met een riem de dorsmachine en de melkerij waren aangesloten. De rechter-maalinrichting van het achterste waterrad had een houten bovengangwerk met koning, spoorwiel en staakijzers met rondsels boven de twee koppels stenen. Eén koppel daarvan lag langs de gevel in dezelfde rij als de steenkoppels van de linkermolen, het andere lag op een uitbouw aan de voorzijde van de steenbedding. In dit gedeelte stond nog een bloembuil en een wanmolen, die gebruikt werd voor de afscheiding van kaf en grof vuil uit het maalgoed. In het begin van de jaren vijftig werd deze maalinrichting met het houten gangwerk vervangen door een maalstoel van gietijzeren kolommen met drie koppels stenen en een ijzeren ondergangwerk, afkomstig van de Watervaldermolen in Meerssen. Deze maalinrichting werd nog gebruikt totdat de stenen geen functie meer hadden en het veevoer met de hamermolen werd gemalen.
Nadat de watermolen een aantal jaren buiten bedrijf was, ging Otten experimenteren met elektriciteitsopwekking door waterkracht. Van de ijzeren maalstoel, aangedreven door het achterste of tweede waterrad, werd het linkerkoppel stenen verwijderd en de steenspil vervangen door een vertikale stalen as met een rondsel, dat op het spoorwiel werkte, en een grote riemschijf, die een vertikaal opgestelde generator aandreef. De ervaringen met de aandrijving waren minder goed, zodat de elektriciteitsopwekking werd verplaatst naar het linkerdeel van de molen en het voorste waterrad. Het houten gangwerk werd verwijderd en op de ijzeren wateras werd een groot recht tandwiel geplaatst, dat op een ijzeren rondsel van een liggende stalen tussenas werkte. De tussenas was eveneens voorzien van een grote riemschijf. waarop de generator van 11 kVA (kilo-Volt-Ampere) was aangesloten. Daarmee werd de verlichting voor het eigen bedrijf en de elektrische verwarming van de kuikenbroederij verzorgd. Deze installatie heeft tot tevredenheid gefunctioneerd.
In 1981 begon de B.V. Bouw- en Aannemingsmaatschappij Vic Laudy uit Sittard onder leiding van ing. A. Ruigt aan een omvangrijke restauratie van het complex, die in twee fasen werd uitgevoerd. Het herstel omvatte onder andere: de watergeleiders met arken, de waterraderen waarvan het achterste houten rad werd vernieuwd, de steenbedding, het maalwerk met twee koppels stenen van de rechtermolen en het verdeelwerk in de afslagtak. Op het einde van 1983 kwam het werk grotendeels gereed. In 1986 werd de molen gekozen om als proefproject te dienen voor het bestuderen van de bedrijfsresultaten van een kleinschalige elektriciteitscentrale, aangedreven door een waterrad. De molen kon nu overschakelen van eilandbedrijf naar parallel draaien aan het elektriciteitsnet van de P.L.E.M., die de proefprojecten gunstige tarieven aanbood voor de teruglevering van elektriciteit aan het net, zowel voor dag- als voor nachtstroom.
Deze molen was een goede keuze: hij bezat immers twee waterraderen, waarvan één continu in bedrijf zou zijn voor de opwekking van elektriciteit en het tweede voor eventuele maaldoeleinden gereserveerd bleef. Bovendien heeft de Geul het gehele jaar een groot waterdebiet met maxima gedurende de natte seizoenen, waardoor het ontwikkelde vermogen aanzienlijk kan zijn.


aanvullingen

wetenswaardigheden

Eén rad draait vrijwel continu voor elektriciteitsopwekking; met het andere rad wordt af en toe gemalen

unieke eigenschap

De enig overgebleven dubbele watermolen van de provincie Limburg.

foto's

foto's