Molen Kleine Heilige Geestpolder, Rijnsaterwoude

Rijnsaterwoude, Zuid-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Kleine Heilige Geestpolder
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
08236
oude dbnr.
V8236
Meest recente aanpassing
| Conversie

locatie

plaats
Rijnsaterwoude
plaatsaanduiding
ten Z van de bestaande molen
gemeente
Kaag en Braassem, Zuid-Holland
streek
Rijnland
kadastrale aanduiding 1811-1832
Rijnsaterwoude A (1) 37 Het hoogheemraadschap van Rijnland
geo positie
X: 105312, Y: 468993
N: 52.20680, O: 4.66029

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Vijzel 2 voet 8 duim Ø, helling 59 Ø, opv.hoogte 50 duim
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
41 voet, ca. 14 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
geschiedenis
Na het bedijken van de Groote Heilige Geestpolder werd in 1632 ook de zuidelijk aangrenzende Kleine Heiligepolder omdijkt. De afwatering geschiedde door een duiker op de grote buurpolder.

Voor de nieuwe molen van de Groote Heilige Geestpolder (Tenbruggencatenummer 01003) werd in 1703 de bouwput gegraven. Daar in deze dagen de overeenkomst met de naastliggende Kleine Heilige Geestpolder werd opgezegd, kreeg Jacob Heijningen opdracht behalve die voor de Groote Heilige Geestpolder, ook een molen voor de Kleine Heilige Geestpolder te bouwen.

De kleine achtkante molen was in 1706 gereed en maalde al het gehele jaar 1707.

De nieuwe molen van de Groote Heilige Geestpolder begon op 9 januari 1708 te malen, en werd op 19 januari 1708 officieel opgeleverd. Door de vereende inspanning van de drie molens kon al op 11 augustus 1708 het graven van de molentocht worden aanbesteed.

Op 17 december 1709 werd de Kleine Heilige Geestpolder voltooid verlkaard. Het poldertje had geregeld zwaar te lijden van wateroverlast van het Braassemermeer, de dijk moest vaak hersteld worden en zelfs werd in 1706 een inlaagdijk gelegd. In 1751 werd een extra collecte gehouden voor het herstel van stormschade. Enkele ingelanden gaven het op en staken de spade!

In 1782 kwam men met Joost Timmers, molenmaker aan de Oude Wetering, voor 10 jaar overeen dat hij de molen zou (laten) bemalen. Schade bij stilstand zou voor de polder zijn, schade tijdens het malen voor Timmers. Hij kreeg ƒ 65,= per jaar, en mocht ook bij de ingelanden nog eens ƒ 65,= ingaren. Op 1 februari 1804 sloot zijn zoon Willem Timmers een soortgelijke overeenkomst voor weer 10 jaar, maar wel tegen een hogere vergoeding.

Op 3 maart 1820 brak de dijk weer eens door als gevolg van ijsgang. De ingelanden zagen het niet meer zitten, en boden de polder om niet aan het HHR Rijnland aan, op voorwaarde dat die de bedijking zou onderhouden en de landen aan hen zou verhuren. Een commissie berekende dat het HHR er gezien de te verwachten kosten en huuropbrengsten hoe dan ook winst mee zou behalen, dus accepteerde men het geschenk. Later bleek echter de hele onderneming toch verre van rendabel te zijn!

Van 1822 tot 1825 was Jacob Bonje molenaar en van 1825 tot eind 1827 Harmen Meijer (ingeland en boer). Per 1 januari 1828 nam de Groote Heilige Geestpolder toch op zich de bemaling over te nemen voor ƒ 50 per jaar. De kleine molen werd stilgezet en na enige tijd te koop aangeboden. De verkoop vlotte echter niet erg, intussen was de molen raakte de molen in verval. Zelfs werden er onderdelen uit gestolen, zoals "den geheelen draad van den vijzel" en de hekkens, terwijl ook de ijzeren vijzelpot al klaar bleek te liggen voor transport! Deze werd veilig gesteld, en het HHR liet de restanten zelf afbreken.

Om uit de kosten te komen verkreeg het HHR Rijnland op 3 maart 1833 vergunning voor het uitvenen en droogleggen van het poldertje. Op 31 juli werden de gronden verkocht voor totaal ƒ 51.850, waarvan de ambachtsheer nog wel een deel opeiste (turftienden). Met de grote buurman werd een nieuwe overeenkomst voor de bemaling gesloten.

In 1842 en 1849 was er opnieuw wateroverlast, hierna werd de dijk versterkt met basaltblokken, afkomstig van de reeds droogvallende Haarlemmermeer.

De bemaling bleef een bron van ongenoegen, en in 1856 vatte men het plan op zelf weer een molen te plaatsen. De Meester Timmerman J. den Best had een nieuw soort pompmolen uitgevonden, gebaseerd op de stoomgemalen van de Haarlemmermeer. Het ging om een stellingmolen met horizontale boven- krukas, die via een op- en neergaande drijfkolom 6 pompzuigers aandreef die vanuit een diepe kelder het polderwater in een rondlopende goot op buitenwaterniveau moesten malen. De molen zou korte wieken krijgen en zeilvoeren aan weerszijden van de roeden op "Duitsche manier". De molen kon op de wind gezet worden "door een windas in een uitgetimmerde staart gewerkt" welke staart op een rol rustte, lopend over een ring die op de stelling lag, terwijl de stijlen van het hek als kruipalen dienden. De hoofdopzichter Jan Kros van HHR Rijnland adviseerde negatief, en het kwam er dan ook niet van.

Bronnen:
- "De Grote Heilige Geestpolder", artikel in ?
- "De polders van Rijnsaterwoude", artikel door Jan Lunenburg in jaarboekje Rijnlandse Molenstichting 1983. Beide met dank aan H. van der Kaay.