Molen De Veldvlieger, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Veldvlieger
modeltype
Paltrokmolen
functie
zaagmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04912 v
oude dbnr.
V121
Meest recente aanpassing
| Algehele revisie gegevens
media-bestand
Molen 04912 v De Veldvlieger (Zaandam-Oost)
Detail van onderstaande foto van de stoomzagerij

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
eerst Kerksloot nz., later Gouw wz. en Zuider Valdeursloot nz.
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam C (1) 530 Jacob Middelhoven, koopman
geo positie
X: 117268, Y: 495421
N: 52.44527, O: 4.83223

constructie

modeltype
Paltrokmolen
krachtbron
wind
functie
inrichting

eerst wagenschotzager, later balkenzager.

plaats kruiwerk
onderkruier
kruiwerk
onderkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
of 1663 half 18e eeuw verplaatst
verdwenen
gesloopt
geschiedenis

Op de kaart van Oostzaandam, die de landmeters Jacob Oostwoud en Jan van Heteren in 1794 voltooiden, staat de paltrok De Veldvlieger achter het Molenpad ten noorden van het Zuidervaldeurpad en aan de Gouw, maar daar stond de molen niet altijd. Uit de eerste stukken die over De Veltvlieger werden gevonden, blijkt dat de molen aan de Kerksloot stond, 150-200 m bezuiden de Zuider Valdeursloot.

Op 24 december 1680 verkocht Claas Heijndericksz een half part in De Veltvlieger aan Cornelis Zymonsz. De verkoopprijs werd niet genoemd in de transportacte van de Banne Oostzaan, maar de belendingen wel: ten zuiden door de Kercksloot, ten noorden door de koper.
Dezelfde dag bleek Cornelis Zymonsz eigenaar van de bovenkruier De Goede Hoop, ook wel bekend als Het Rasphuis, die ook aan de Kerksloot stond. Hij deed 2/3de part over aan Cornelis Gerritsz en 1/3de part aan diens zoon Dirck Cornelisz. Zij betaalden daar ƒ 3350,40 voor. Deze molen had aan de oostzijde Jan Vijselaer als buurman, terwijl land aan de noord en zuidzijde van de Kerksloot bij De Goede Hoop hoorde.

Pieter Boorsma ging er in zijn standaardwerk Duizend Zaanse Molens vanuit dat Cornelis Sijmonsz Houtkooper op 5 september 1663 de windbrief voor De Veltvlieger kreeg. Uit het archief van de Grafelijkheidsrekenkamer van de Staten van Holland en West-Friesland blijkt dat deze windbrief werd afgegeven voor een wagenschotzager aan de Kerksloot tegen een windpacht van 3 pond Vlaamse Groten van 40 't pond. Dat kwam overeen met drie gulden. Uit het windpachtregister van de Banne Oostzaan, dat eind 1728 van kracht werd, blijkt dat ook voor De Goede Hoop drie gulden per jaar moest worden betaald en in de registratie van drie schaatsenrijders - allemaal molenbazen - uit 1726 blijkt dat zowel De Veldvlieger als De Goede Hoop als grenensaagers werd genoteerd. Wat betreft De Goede Hoop was dat vermoedelijk een fout, want onder Stadlander & Middelhoven zaagde men met deze molen in de negentiende eeuw voortdurend eikenhout. En wagenschot was fijn gezaagd eikenhout, dat voor lambrizeringen en koetswerk werd gebruikt.

De molens stonden vlakbij elkaar op de noordoever van de Kerksloot, maar op de kaart van Oostwoud uit 1794 is geen erf meer te zien van een paltrok, zodat niet bepaald kan worden waar De Veltvlieger aan deze sloot stond. Het is ook niet duidelijk wie in 1680 de bezitter van het andere halve part van De Veltvlieger was. Wellicht was dat Cornelis Sijmonsz, die door Boorsma de familienaam Houtkooper kreeg toebedeeld, maar die vermoedelijk dit vak uitoefende. In de transportacte wordt geen familienaam genoemd.

Of de windbrief van 1663 inderdaad bij De Veltvlieger hoort is niet zeker. Op 20 november 1652 werd ook een windbrief voor een zaagmolen in de Banne Oostzaan uitgegeven aan Cornelis Sijmonsz met de toevoeging dat het om een wagenschotzager ging. Ook voor deze molen moest drie gulden windpacht worden betaald. Deze windbrief kan ook van De Veltvlieger zijn. Er is dus nog niet vastgesteld welke vergunning bij welke molen hoort.

Dat De Veltvlieger werd verplaatst, blijkt uit een acte van 13 september 1720. Hendrik Aalsmeer ondertekende toen een overeenkomst met de padmeesters van de Bloemgracht, waarin ‘vrije en onverhinderde overgang van de knegts van de molen De Veltvlieger en het Rasphuis of iemand anders die in haar molens moet zijn’ werd gegarandeerd. Het Rasphuis – of Goede Hoop zoals hij op zijn zondags heette – was toen eigendom van Claas Wil Swaardemaker. Aalsmeer verplichtte zich jaarlijks ƒ 2,50 te betalen aan de padmeesters voor het onderhoud van de Bloemgracht. Bovendien werd in de boedelstaat van Hendrik Aalsmeer, die op 30 december 1725 werd opgemaakt, genoteerd dat De Veltvlieger op het Kerkeland stond.

Wie De Veltvlieger liet verplaatsen naar de locatie achter het Molenpad, pal achter de paltrok De Bijl is niet bekend. Toen Hendrik Stadlander De Veltvlieger en De Bijl op 9 juni 1789 kocht stonden ze in elk geval alle twee aan de Zuidervaldeursloot bij de Gouw.

Tekst: Ron Couwenhoven, 20 juni 2019.
Bronnen bekend bij de redactie.
-----

In 1720 was de molen het bezit van Hendrik Claasz Aalsmeer. Op 13 september van dat jaar sloot hij een overeenkomst met de padmeesters van de Bloemgracht betreffende vrije doorgang van het molenpersoneel. Deze overeenkomst luidde: “Anno 1720, 13 september: bij de Ingelanden gecontracteert dat Claas Wil Zwaardemaker als eigenaar van de molen het Rasphuijs en Hendrik Aalsmeer, eigenaar van de molen de Veltvlieger, voor haar en haare erven of successeuren zullen hebben een vrij en onverhinderde gang of padt voor hare knechts of iemand die bij of in haar voorsch. molens iets hebben te doen, mits betalende ’s Jaarlijks 50 Stuijvers.”

Op 1 januari 1734 werd De Veldvlieger tegen brand verzekerd in het zgn. Hondiuscontract. Hendrik Aalsmeer was toen al overleden, zodat de molen op naam van zijn erven werd verzekerd. De verzekerde waarde van de molen bedroeg ƒ 1000.

De Veldvlieger overleefde als een der weinige Oostzaandammer paltrokmolens de zware economische crisis die halverwege de 18e eeuw de houtzagerijwereld teisterde. Mogelijk werd de molen omstreeks deze tijd verbouwd tot balkenzager [gelijk met de verplaatsing van de Kerksloot naar de Bloemgracht?].

In 1789 kocht de Zaandammer houthandelaar Hendrik Stadlander De Veldvlieger, tegelijkertijd met de bovenkruier De Bijl. Die molen stond direct ten westen van De Veldvlieger.
Hendrik Stadlander begon zijn houthandel in het jaar 1774 met de aankoop van de Oostzaandammer paltrok De Jonge Kat. Hij nam de molen over van zijn vader Jan Stadlander. De Jonge Kat stond op het eiland in de Voorzaan. In 1786 kocht hij zijn tweede molen, te weten de bovenkruier De Oude Hoop, bijgenaamd Het Rasphuis. Na aankoop van De Veldvlieger en De Bijl deed Stadlander De Jonge Kat van de hand.
Kort na 1800 stierf Hendrik Stadlander. In 1804 stichtte zijn weduwe Antje van Eys samen haar schoonzoon Jacob Middelhoven de firma Weduwe Stadlander en Middelhoven. Een bedrijf dat later grote bekendheid genoot in de Zaanstreek. Toen Antje van Eys in 1820 overleed, werd het bedrijf voortgezet door de familie Middelhoven. In 1828 werden de zaken uitgebreid door aankoop van de Oostzaandammer paltrok De Zalm. Deze molen stond iets ten zuidwesten van De Veldvlieger. Met deze molens bleef de firma Stadlander en Middelhoven gedurende het grootste gedeelte van negentiende eeuw werken.

In 1872 vond de eerste grote modernisering plaats bij de firma Middelhoven. In dat jaar werd De Veldvlieger voor sloop verkocht en verrees er op het erf van deze paltrok een nieuwe stoomhoutzagerij waarop de molennaam overging. In 1876 verloor de firma Stadlander en Middelhoven de bovenkruier De Bijl door brand. Voor deze molen kwam geen vervanger.

Op 5 september 1894 raakte De Veldvlieger door onbekende oorzaak in brand en werd de fabriek geheel in de as gelegd. De brandkroniek van Nan van Pomeren beschrijft de brand:
“1894. 5 september Woensdagavond, ruim 11 uur, ontstond brand in de houtzaagfabriek “de Veldvlieger” te Zaandam, staande aan het Molenpad in de Oostzijde en toebehoorende aan de firma Wed. Stadlander en Middelhoven alhier. In korte tijd was van de geheele fabriek slechts een puinhoop over en was het alleen aan de krachtige hulp van de brandweer en de omstandigheid dat het bladstil was te danken, dat de kolossale schuren, welke rondom staan en een aanzienlijke waarde vertegenwoordigen, gespaard bleven. De oorzaak van den brand is onbekend. Om tien uur hadden de laatste werklieden de fabriek verlaten.”
De Veldvlieger werd herbouwd. De nieuwe fabriek was ongetwijfeld beter ingericht dan de oude en dat was waarschijnlijk de reden dat eind 1894 de paltrok De Zalm voor sloop werd verkocht. De laatste windmolen van de firma Weduwe Stadlander en Middelhoven, Het Rasphuis, werd in 1898 voor afbraak verkocht nadat zijn binnenwerk tijdens een storm zwaar was beschadigd.

In 1911 kreeg de firma Wed. Stadlander en Middelhoven de beschikking over een eigen grote balkenhaven in de Gouw, voordien maakte men gebruik van een gedeelte van de Zaandammer zeehaven, dat werd echter gehuurd. Ook vond er in 1911 een grote uitbreiding plaats in de fabriek. In 1926 werden er grote stukken land in de omgeving aangekocht zodat de opslagcapaciteit van gezaagd en geïmporteerd hout belangrijk kon worden vergroot. Vanaf 1918 kreeg de firma Stadlander en Middelhoven ook verkooppunten buiten de Zaanstreek. Zo was de firma actief in Arnhem, Breda, Groningen en Amersfoort.

In 1977 verliet Stadlander en Middelhoven na 170 jaar Zaandam-Oost. De terreinen en opstallen van de houthandel werden verkocht aan de gemeente Zaanstad. Kort daarna werd het complex opgeruimd. Later werd dit terrein, dat bekend stond als het ‘landje van Middelhoven’, met huizen bebouwd. De straatnamen werden vernoemd naar De Veldvlieger en Stadlander en Middelhoven. Stadlander en Middelhoven vond een nieuwe bestemming op het industrieterrein bij Wormerveer. Zoals zoveel Zaanse houthandels ontkwam ook Stadlander en Middelhoven niet aan een noodgedwongen fusie. In 1981 fuseerde Stadlander & Middelhoven samen met Simonsz-Weeteling tot de firma Simonsz. & Middelhoven. Vier jaar later fuseerde Simonsz. & Middelhoven samen met Houthandel Donker & Schipper tot de firma Donker & Middelhoven. In 1991 bestond de houthandel nog. Kort hierna werd zij geliquideerd.

Bronnen:
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz. 118
- “Zaanse molenbranden” R. Couwenhoven 2001 blz. 18
- “250 Zaanse molens” R. Couwenhoven 2001 blz. 55
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 474/ 673
- “de Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 77/ 135
- “de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 136
- “Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 60

aanvullingen

toelichting naam

Een veldvlieger is een niet meer gebruikte naam voor een holenduif.

trivia

Uit Geschiedenis verwijderde tekst: 
De Veldvlieger werd in 1663 gebouwd. De windbrief van de molen werd op 5 september van dat jaar verleend aan Cornelis Symonsz. Houtkooper. Een en ander werd als volgt beschreven: “5 september 1663 windbrief aan Cornelis Symonsz te Oostzaandam. Houtzaagmolentje de Veldvlieger, staande met zijn erf op de Kercksloot te Oostzaandam, belend ten noorden Arend Pietersz.”
De Veldvlieger werd gebouwd als wagenschotzager, doch later werd de molen verbouwd tot balkenzager. In welk jaar deze verbouwing plaats vond is niet bekend.