Molen De Witte Zwaan, Zaandam-West

Zaandam-West, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Witte Zwaan
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04910 y
oude dbnr.
V4134
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04910 y De Witte Zwaan (Zaandam-West)
Aquarel van Gerrit Mol

locatie

plaats
Zaandam-West
plaatsaanduiding
aan weg en Zaan iets ten zuiden van het spoorwegviaduct
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam G (1) 6 Jacob de Vries, koopman
geo positie
X: 115923, Y: 496432
N: 52.45426, O: 4.81233

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
gesloopt
geschiedenis
De Witte Zwaan was een van de weinige oliemolens die aan de Zaan was gebouwd in Westzaandam. De molen werd opgericht in 1649. De windbrief van de molen werd op 14 mei van dat jaar uitgereikt aan Claes Pietersz. Gijsen.
Op 31 december 1660 werd door de erfgenamen van Claes Pz. Gijsen, het volgende ter veiling aangeboden:
“Een dubbelde olijmoolen de Swaen in de moolenbuurt, met 3 olijbacken yder groot 65 à 70 amen” De molen bracht toen Fl.6480,- op. In 1682 behoorde de Witte Zwaan toe aan Jacob Cornelisz. Van Bentem, die de molen op 21 maart van dat jaar tegen brand laat verzekeren.
Bij een veiling op 29 december 1695 wordt de Witte Zwaan als belending genoemd nl.:”Een welgelegen stijffselmakerij c.a.op het noordt endt van west zaandam, gelegen tusschen de olijmolens de Swaen en de Blauwe Arent”.
De Witte Zwaan blijft lang in bezit van de familie van Bentem. In 1712 wordt de molen op naam van Jacob van Bentem verzekerd. Na zijn overlijden in 1725 wordt de Witte Zwaan geërfd door zijn zoon Cornelis van Bentem. Cornelis van Bentem laat de lading van de molen op 14 juni 1727 verzekeren bij het op die dag opgerichte olieslagerscontract voor ladingen. De opstallen van de molen zelf werden op 1 juli 1733 opgenomen in het OC.
Van Bentem blijft tot zijn overlijden in 1757 eigenaar van de molen, daarna komt de Witte Zwaan in andere handen.
Omstreeks het begin van de negentiende eeuw behoort de Witte Zwaan toe aan Jacob de Vries. Later in 1835 komt de molen in bezit van Cornelis Cornelisz. Honig die met deze molen zelfstandig zijn eigen onderneming opstart. Na het overlijden van zijn vader Cornelis Claasz. Honig in 1845 krijgt Cornelis Honig 12 oliemolens toebedeeld. Dit zijn:”het Windei”, “de St.Willibrordus”, “de Oude Zwan”, “de Ooievaar”, “de Kat”, “de Haan”, “het Pink”, “het Vette Schaap”, “de Kieft”, “de Paap”, “de Vrijheid” en “de Kopermolen”. Na het overlijden van Cornelis Honig in 1870 werd het molenbezit verdeeld onder zijn kinderen. De Witte Zwaan komt toe aan dochter Machteld Honig, die was gehuwd met de Koger Cornelis Smit. Smit was eigenaar van de Koger oliemolen “de Reus” die driehonderd meter noordelijker aan de Zaan stond. Na de verbouwing van de Reus tot stoomolieslagerij in 1881, is de Witte Zwaan overbodig geworden voor Smit. De molen wordt onderhands verkocht aan de broer van Machteld Honig, Adriaan Honig, die olieslager is met “het Pink”, “de Kieft” en later ook met “de Wind” aan de Kalverringdijk in Oostzaandam. In eerste instantie probeert Adriaan Honig om de Witte Zwaan tot stoomfabriek te verbouwen. Dit lukt echter niet, waardoor hij genoodzaakt is om de Witte Zwaan weer op windkracht te gebruiken. Zeven jaar later haalt Adriaan Honig de plannen weer uit de koelkast en brengt ze ten uitvoer. In april 1888 wordt de Witte Zwaan gesloopt en maakt de molen plaats voor een nieuwe stoomolieslagerij die “het Hart” (=het Hert) heette. In november 1888 kwam deze fabriek in bedrijf. Het is mij niet geheel duidelijk of in de fabriek nog het binnenwerk van de molen draaide of dat alles nieuw was gemaakt. Het Hart werkte in de beginperiode wel met heien. Tot de ontbinding van het olieslagerscontract op 1 juni 1912 was de opstal van het Hart verzekerd bij dit contract, het pand was verzekerd voor Fl.40000,-, de lading had Adriaan Honig op 2 september 1905 al uit het OC laten schrappen, waarschijnlijk lag er meer voorraad in het Hart opgeslagen, dan dat er maximaal bij het OC te verzekeren was. In de loop der jaren wordt de fabriek uitgebreid, de nieuwere gebouwen kregen weer de naam van de molen. Later worden er nog enkele stenen pakhuizen aan de fabriek toegevoegd. De olieslagerij “het Hart en de Zwaan” blijft tot ongeveer 1965 in bedrijf, daarna worden de panden als opslag gebruikt. In 1989 zijn zij gesloopt. Op het erf van de fabriek zijn later bedrijfspanden gebouwd, dit complex heet nog steeds “het Hart en de Zwaan”.

De Witte Zwaan is niet erg gelukkig met haar wiekenkruis, hierover schrijft Pieter Boorsma in zijn boek “Zaanse windmolens” de volgende anekdote over:”In een der zeventiger jaren van de vorige eeuw, brak tijdens zeer krachtigen Z.O. wind, ’s avonds laat, een der wieken af ~of zooals de Zaansche term luidde:”De Zwan gooide een roed weg”.
Schuin tegenover den molen stond destijds een zeer oud, houten huis, bewesten den weg, en Oost-West gebouwd. De deuren der woningen bevonden zich aan den Zuidkant van het huis, dus evenzoo het straatje en de bleekveldjes. Voor het later gesloopte huis is een nieuw in de plaats gekomen, dat dichter aan de straat en Noord-Zuid is gebouwd. Deze omschrijving ter verduidelijking van de toenmalige situatie ter plaatse.
De afgeworpen wiek nu, dreef op het voorgespannen zeil, Noordwestwaarts, over den weg heen en kwam terecht tegen het huis, recht overeind in den stand van een ladder, vlak voor de deur van een der woningen. Dat postvatten van den ongewenschten schildwacht ging natuurlijk gepaard met hevig gekraak en zware trillingen van het overjarige gebouw. In een der woningen was “vader nog op”; hij zat bij de tafel waarop een staande petroleumlamp, die hem het noodige licht verschafte. Door den schok viel de lamp om met het gevolg, dat er weldra veel meer licht in de woning was dan te voren en bovendien angstig geschreeuw en gegil van moeder en kinderen die, opgeschrikt uit den eersten slaap, uit de bedsteden sprongen en naar buiten wilden vluchten. De, naar binnen draaiende deur openen, was het werk van een oogenblik, maar toen bevonden de vluchtelingen zich voor een versperring, want de halve roed met het hekwerk stond pal tegen het huis, zoo vast als een muur; het zware gevaarte was diep in den grond gedrongen en liet zich niet verwijderen.
Het hoofd des gezins had weldra zijn kalmte herkregen en bepaalde zijn aandacht meer tot de lustig oplaaiende vlammen, welke aangeblazen door den wind, die wel geen vrijen toegang had maar toch naar binnen drong, een onrustbarend aanzien verkregen. “Deur dicht, in de groote jonges hellepe!”, commandeerde vader.
De bedden werden onverwijld uit de bedsteden gehaald en op de vlammen geworpen. “In nou maar drukke!” luidde een nieuw bevel. Zoo slaagde men er in het vuur te dooven en toen de olieslagers kwamen om te kijken “hoe ’t of ‘eloope was ~ toe was ’t zaakie net bered”.
“Toe maakte we de kotjes weer ion order, in we gonge skiebes. (=te bed gaan) ’t Lessie zelle we morrege wel vinde, docht ‘k. Maer dat ‘t ’n konsternasie was, zoo laet in de evend, dat ke’je zeker wel begraipe!”

Zoo besloot de man, wien het geval overkwam, zijn verhaal, waarvan het medegedeelde stukje zeker voldoende is om te doen zien, dat het wonen in de nabijheid van een molen niet altijd ongevaarlijk was. Dergelijke gebeurtenissen zijn meermalen voorgevallen.
Dat de Witte Zwaan echt geen geluksvogel was met haar kruis blijkt uit een krantenartikel uit 1881 opgedoken door dhr. R. Couwenhoven, waaruit blijkt dat tijdens een zware storm op 7 februari van dat jaar beide roeden en de askop werden afgerukt, waarbij in de directe omgeving ook weer schade werd aangericht.

De Witte Zwaan droeg een fraai beschilderd naambord, waarop een zwaan was afgebeeld met opgetrokken vleugels.

Bronnen:
- De windroos deel 2 Dr. Margaretha A. Verkade blz.3-5
- “het Olieslagerscontract” R. Couwenhoven 2002 blz.51/105
- “Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz.311-312/330-332
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- www.duizendzaansemolens.nl R. Couwenhoven
- “Duizend Zaanse molens” P. Boorsma 1968 blz.104
- “Zaanse windmolens” P. Boorsma 1939 blz.250-252
F. Rol.

aanvullingen

trivia
Oliemolen "de Witte Zwaan", achtkante bovenkruier met schuren, te Zaandam west aan weg en Zaan iets ten zuiden van het spoorwegviaduct, tussen de houtzaagmolen "de Walrot" en de oliemolen "de Blauwe Arend" in. Bouwjaar 1649, gesloopt in 1888.