Molen De Jonge Kuiper, Koog aan de Zaan

Koog aan de Zaan, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Jonge Kuiper
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
pelmolen, doppenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
04909 a
oude dbnr.
V1803
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 04909 a De Jonge Kuiper (Koog aan de Zaan)
Aquarel: G. Mol

locatie

plaats
Koog aan de Zaan
plaatsaanduiding
Iets ten oosten van de spoorlijn, op zijn voormalige erf vindt men momenteel een Gammafiliaal
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Koog a/d Zaan B (1) 328 Jan, Pieter, Klaas & Cornelis Vis
geo positie
X: 115530, Y: 497635
N: 52.46504, O: 4.80641

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
Aanvankelijk was de molen ingericht als gerstpelmolen, later werd hij rijstpelmolen. Twee pelstenen, 2 harpen, 1 luierij en een waaierij. Later nog een koppel maalstenen.
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De pelmolen De Jonge Kuiper werd gebouwd in het jaar 1722 in opdracht van de Koger pellersbaas Pieter Jacobsz. Kuijper. De windbrief voor de molen werd hem op 24 juli van dat jaar verleend. Pieter Kuijper was de zoon van Jacob Kuijper, welke actief was met de Koger pelmolens Het Kloen en De Sint Jacob. Na het overlijden van zijn vader kreeg Pieter Kuijper ook De Sint Jacob onder zijn beheer. Het Kloen werd toen toebedeeld aan zijn broer.
Op 11 augustus 1728 liet Pieter Kuijper zijn twee molens tegen brand verzekeren in een assurantiecontract. Hoelang De Jonge Kuiper bleef pellen voor de familie Kuijper is mij niet bekend. De voorhanden gegevens over de vroege periode van de molen zijn erg schaars.
In 1802 werd De Jonge Kuiper het bezit van de Zaandijker koopman Jacob Vis. De molen kwam in zijn bezit door het huwelijk dat hij sloot met Aaltje van Bergen. Zij was eigenaresse van de drie Koger pelmolens De Jonge Kuiper, De Veering en De Jonge Wildeman. Na de dood van Jacob Vis in 1828 kreeg zijn oudste zoon, Jan Jacobsz.
Vis, De Jonge Kuiper toebedeeld vanuit de erfenis.
Jan Vis bleef actief met de molen tot het jaar 1861. In dat jaar trok hij zich terug uit de zaken en liquideerde hij zijn onderneming. Naast De Jonge Kuiper werd er toen ook met een aanzienlijk aantal oliemolens gewerkt onder de firmanaam Hajo Houttuyn & Compagnon.
Niet lang na de liquidatie werd De Jonge Kuiper gekocht door de Zaandammer grossier Cornelis Kamphuys. Kamphuys had zich in 1853 in Zaandam gevestigd met een handel in koloniale waren. Het was hem schijnbaar voor de wind gegaan, zodat hij zijn zaken kon uitbreiden met een eigen molen.
Op 13 september 1865 liet Kamphuys De Jonge Kuiper tegen brand verzekeren in de collectieve verzekering het Papiermakerscontract. De verzekerde waarde van de molen bedroeg toen Fl.10000,-.
De Jonge Kuiper was net zoals al zijn collega pelmolens gebouwd als gerstpelmolen. Cornelis Kamphuys gebruikte de molen echter als rijstpelmolen. Het is niet duidelijk of De Jonge Kuiper al onder het beheer van Vis tot rijstpelmolen was verbouwd of dat Kamphuys de molen opnieuw had laten inrichten.
In 1869 werden de zaken van Kamphuys uitgebreid met de aankoop van de Westzaandammer pelmolen De Walvisch. Ook met deze molen werd er rijst gepeld.
Cornelis Kamphuys liet in de loop der jaren De Jonge Kuiper meerdere malen verbouwen en verbeteren om de productie te verhogen. In 1873 werd de molen voorzien van een doppensteen. Met deze steen kon men voortaan op eigen kracht het afval dat vrijkwam bij het pellen verder verwerken. De nieuwe doppensteen zou echter de ondergang van de molen betekenen.
Voor het malen van de zeer lichte doppen, moesten de doppenstenen zeer dicht op elkaar lopen. Door de enorme wrijving die hierdoor ontstond, kwam het doppenmeel doorgaans loeiheet uit de stenen vandaan. Verder kan men zich indenken wat er zou gebeuren wanneer er een stukje ijzer of iets dergelijks tussen de stenen zou komen. Het hete doppenmeel zou binnen de kortste keren vlam vatten. Later ging men er dan ook toe over om alle houten onderdelen waarmee het doppenmeel in aanraking kon komen te betimmeren met blik.
Aangezien De Jonge Kuiper als een der eerste molens in de Zaanstreek was uitgerust met zo’n doppensteen, waren deze verbeteringen nog niet aangebracht. De brand van De Jonge Kuiper zou er echter toe leiden dat er vanuit de brandverzekering een onderzoek werd gestart naar molens die waren uitgerust met een doppensteen.
Op 27 januari 1874 raakte De Jonge Kuiper, zoals reeds gezegd, door het heetlopen van de doppensteen in brand en werd hij volledig verwoest.
Na de brand besloot Kamphuys om in de Oostzijde van Zaandam een nieuwe stoomrijstpellerij te bouwen. Het geheel houten gebouw kreeg de naam van de verbrande molen. Lang zou de nieuwe rijstpellerij niet werken, in de nacht van 11 mei 1879 werd De Jonge Kuiper volledig in de as gelegd.
De brandkroniek van Nan van Pomeren meldt het volgende over deze brand, “1879. 11 Mei. ’s Morgens half twee, ontstond er brand te Zaandam, Oostzijde, in het pakhuis “de groote Lastdrager”, niettegenstaande het bladstil was, nam het vuur zoo in woede toe, dat nog 4 pakhuizen daarnevens, met name “de kleine Lastdrager”, “de Ceres”, “de Gezusters”, het huis van den meesterknecht en de kapitale stoomrijstpellerij van de heer Corn. Kamphuis, alle tot asch verteerden, de pakhuizen en pellerij waren met allerlei granen gevuld, zoodat de schade begroot werd op Fl.300.000,-.”
Cornelis Kamphuis was tegen brand verzekerd en er volgde herbouw. Ditmaal verrees aan de oevers van de Zaan een stenen pand dat de toepasselijke naam De Phenix kreeg. Deze fabriek werd in de loop der jaren meerdere malen vergroot.
Cornelis Kamphuis had geen kinderen en dus geen opvolger. Later werd een neef van Kamphuis, H. van Odyck, opgenomen in de directie, hij zou Kamphuis later opvolgen als directeur. Nadat de nieuwe fabriek zijn diensten had bewezen werd in 1882 de overgebleven windmolen van de firma Kamphuis, De Walvisch, in de verkoop gedaan.
Onder het bewind van directeur Odyck vinden zeer grote uitbreidingen plaats. Zo verrezen respectievelijk in 1898 en 1901 de reusachtige pakhuizen “Czaar Peter”en “Nederland” ten zuiden van De Phenix.
In 1905 verwerkte De Phenix ruim 21000 ton rijst, vijf jaar later was deze hoeveelheid gestegen naar ruim 77000 ton. Dit was een kwart van de totale hoeveelheid rijst die op dat moment in Nederland werd verwerkt. In 1912 werd er 80000 ton rijst gepeld door de firma Kamphuis, dit was 10 procent van de complete Birmese jaaroogst.
Omstreeks 1916 werd begonnen met de bouw van de meelfabriek De Vrede. Dit machtige pand werd gebouwd in de Achtersluispolder aan het Noordzeekanaal.
De Zaanse rijstpellerijen bleven floreren tot de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Daarna ging het in sneltreinvaart bergafwaarts met deze tak van industrie. In 1915 zorgde een uitvoerverbod van rijst dat de Zaanse pellers hun product op de binnenlandse markt moesten slijten. In Nederland echter was rijst niet echt een geliefd volksvoedsel, zodat men al vlug met grote voorraden bleef zitten.
Door het uitvoerverbod verviel de internationale vraag naar Nederlandse gepelde rijst. Dit had tot gevolg dat landen zoals de Verenigde Staten, Spanje en Italië in dit gat sprongen en voortaan de belangrijkste exporteurs van rijst werden.
Na het beëindigen van de Eerste Wereldoorlog was het gedaan met de Zaanse rijstpellerijen. De grote pellerij van de firma Blans werd direct na WO I gesloten. De diverse ondernemers gingen zich toeleggen op nevenactiviteiten. Zo ging de firma Kamphuis zich nu ook bezig houden met de productie van mengvoeders.
De nieuwe meelfabriek De Vrede zou nooit op volle kracht opereren. Al in 1923 werd de productie van meel stopgezet, waarna het pand voortaan als opslagplaats dienst ging doen. Tot op de dag van vandaag is een groot gedeelte van deze fabriek nog aanwezig.
De firma Kamphuis bleef bestaan tot het jaar 1932. In het laatstgenoemde jaar werd deze onderneming opgeheven.
De opstallen van De Phenix bleven bestaan. In het hoofdgebouw vestigde zich in 1951 de firma Meypro B.V., een firma die bindmiddelen produceert. Dit gebeurt tot op de dag van vandaag (januari 2006).
De twee zuidelijk gelegen panden, “Czaar Peter” en “Nederland”, waren het decor van de grootste brand ooit in de Zaanstreek, de zgn. Veembrand op 15 oktober 1954.

Bronnen:
“Encyclopedie van de Zaansteek” 1991 blz. 378-379/ 580-584/ 738-740/ 754
“Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 40
“Zaanse molenbranden” R.Couwenhoven 2001 blz. 27-37
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz. 154
“Zaanse Windmolens” P.Boorsma 1939 blz. 122
“Encyclopedie van de Zaansteek” 1991 blz. 738-740
“de Windbrief” 25e jaargang 1996 nr. 61 artikel Molens van de familie Vis (uitg. Ver. De Zaanse Molen)
F. Rol, Zaandijk.

aanvullingen

trivia
Pelmolen “de Jonge Kuiper”, achtkante bovenkruier met schuur, te Koog aan de Zaan iets ten oosten van de spoorlijn, op zijn voormalige erf vindt men momenteel een filiaal van de Gamma. Bouwjaar 1722, verbrand in 1874.
-----

Leidsch Dagblad, 29 jan. 1874:
"In den nacht tusschen Maandag en Dinsdag, omstreeks 1 uur, is brand uitgebroken in een molen in het Westzijderveld, onder de gemeente Koog aan de Zaan. Gisterochtend te 9 uren brandde de molen nog."