Molen De Munnik, Koog aan de Zaan

Koog aan de Zaan, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Munnik
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01777 j
oude dbnr.
V1796
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01777 j De Munnik (Koog aan de Zaan)
Foto: verzameling F. Rol

locatie

plaats
Koog aan de Zaan
plaatsaanduiding
Sluissloot nz., ten oosten van de spoorlijn
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Koog a/d Zaan B (1) 170 Aagje Kee, huisvrouw van Dirk Groen
geo positie
X: 115564, Y: 497882
N: 52.46726, O: 4.80688

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
dubbel oliewerk
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
De windbrief van de molen werd op 20 januari 1648 uitgereikt aan Claes Cornelisz Noomen. Over de vroege geschiedenis van De Munnik zijn maar weinig gegevens voorhanden. De Munnik werd volgens Boorsma als volmolen gebouwd in 1647, maar in de windbrief is sprake van een hennipkoeksmolen, dus een oliemolen met een enkel oliewerk. Later werd de molen verbouwd tot dubbele oliemolen.

In de molenboeken van Van Sante, T 781. dd. 25 jan. 1680 staat: "Claes Claesz Mues te Koog (aan de Zaan) bekent verkocht te hebben aan Jan Jacobsz. Kuijper, mede aldaar, een oliemolen met erf en toebehoren, staande te Kg. op de Sluissloot, belend ten zuiden door die sloot en ten N. door de verkoper, genaamd De Monnick, met een vrij pad naar de dijk, mits bijdragende in het onderhoud van pad en brug. Koopsom 1000 ducatons."

Op 14 juni 1727 werd in Zaandam bij notaris Van der Stengh de collectieve brandverzekering het Olieslagerscontract opgericht. In dit nieuwe contract werd aanvankelijk alleen de lading van de oliemolens verzekerd. Deze verzekering was zeer succesvol, vanaf het begin werd van ruim 100 molens de lading verzekerd. Eigenaars van een enkelwerks oliemolen betaalden bij brand ƒ 30 uit aan een gedupeerde collega, die van een dubbele oliemolen betaalden ƒ 50. De Munnik behoorde toen tot de laatste categorie. Op naam van Pieter Kuiper werd de lading van de molen opgenomen in deze verzekering.
Op 1 juli 1733 werd een tweede Olieslagerscontract opgericht. Vanaf toen konden de eigenaars van de molens ook het gebouw zelf tegen brandschade laten verzekeren. De Munnik had inmiddels een andere eigenaar gekregen, op naam van Lubbert Kee werden de opstallen van de molen in de verzekering opgenomen.

De molen had een eenvoudige baard met het jaartal 1787.

Lubbert Lourensz. Kee woonde op de Koog en was de eigenaar van de Oostzaandammer oliemolen De Bonte Hen. Deze molen was sinds de bouw in 1693 in bezit van de familie Kee. De Munnik bleef vrij lang in handen van de familie Kee. Nog in 1814 stond de molen op naam van de weduwe Jan Kee.
In de 1850-er jaren was De Munnik het bezit van Jan Groen, onzeker is tot welk jaar hij actief bleef met de molen.

In 1893 werd de molen gekocht door de olieslagersfirma Jacobus Kluyver. Deze firma, ontstaan in het begin van de negentiende eeuw, werkte op dat moment met zes oliemolens. Dit waren De Woudaap, De Zaadzaaier, Het Honingvat en De Quak in Zaandam-Oost en De Jonge Wolf en De Spatter in Wormer. Vermoedelijk had Kluyver De Munnik al enkele jaren gehuurd en besloot hij toen om de molen te kopen.

Rond de eeuwwisseling was het gedaan met het slaan van olie in windmolens. De molens werden voorbijgestreefd door de stoomolieslagerijen en stuk voor stuk verdwenen zij of kregen nog een andere functie. Toch bleef Kluyver zijn molens nog goed onderhouden. Zo kreeg De Munnik in 1900 nog een compleet nieuw rietdek. In 1901 verloor de firma Kluyver De Spatter in Wormer. De molen werd tijdens een storm zo hevig toegetakeld dat herstel niet meer plaats vond.

In 1904 kwam dan het einde van de firma Kluyver. De zaken werden geliquideerd en de resterende molens werden kort na elkaar verkocht. De Munnik was in mei 1904 definitief tot stilstand gekomen en wachtte op een nieuwe eigenaar.
Deze zou nooit gevonden worden, want in de avond van 5 juni 1904 brandde de molen volledig af. De brand was vermoedelijk aangestoken, want bij het opruimen van de resten bleek dat er een partij van 1300 veekoeken ontbrak. Een dader werd niet gevonden. Ondanks het feit dat De Munnik al een maand stil stond, was de brandverzekering nog niet geannuleerd. Het olieslagerscontract keerde daarom op 6 juni 1904 een bedrag van ƒ 4260,75 uit aan de firma Jacobus Kluyver.

In de brandkroniek van N. van Pomeren werd de brand van De Munnik als volgt beschreven: "1904. 5 juni. Zondagavond om twaalf uur werd te Koog aan de Zaan brand gealarmeerd. Spoedig bleek dat de oliemolen “de Munnik” van de firma Jb. Kluijver & Zoon in lichtelaaie stond. Van 5 mei af was de molen gaan staan en na dien tijd had hij bijna niet meer gemalen.
Hoe is het mogelijk, dat de molen op zoo’n vreemden tijd kon verbranden! Zaterdag was de blokmaalder, de heer C. Vet nog in den molen geweest en had alles in orde bevonden.
Niet onaardig is het dat er van de pl.m. 1300 koeken niets meer te vinden was. Vier jaar geleden is de molen nog geheel nieuw gedekt. Het aangrenzend pakhuis van de heer Alva, “Indisch Welvaren” werd mede een prooi der vlammen. het bevatte ongeveer 80.000 zakken en balen van de firma Hk. de Boer Jbz.
De molen was voor ƒ 4000 verzekerd en de inhoud voor ƒ 1000. Is het niet te betreuren dat de molens op zoo eene vreemde manier verdwijnen? De eenige oliemolen op de Koog is nu nog de Pink.”

De Munnik behoorde tot het selecte gezelschap van de zgn. proefoliemolens. In de Zaanstreek waren er zeven van dit soort oliemolens. Het waren De Zon en De Windhond in Oostzaandam, Het Jonge Big in Zaandijk, Het Varken en De Munnik te Koog aan de Zaan, De Reinout in Westzaandam en Het Huis Assumburg in Assendelft.
Gerrit Husslage schrijft er in zijn boek “Windmolens” het volgende over:
“Wanneer nu een schip met zaad in de handel kwam werden door de kopers van het zaad een drietal molens aangewezen en eveneens door de verkopers een ander drietal. Elk dezer molens moest een monster van een last zaad verwerken. Maar daarvoor dienden ze een half last koolzaad te verwerken om alle eventuele resten der olie van het vorige gemaal weg te spoelen. Deze molens waren dus verplicht om steeds koolzaad in voorraad te hebben. Voor de olieslagers, die altijd stukwerkers waren, gaf dit groot ongerief, daar alles nauwkeurig afgewogen en gemalen moest worden. Dit was dan ook de reden dat de olieslagers voor dit doel dubbel maalloon genoten.
Toen later de pletterijen in zwang kwamen was het deze molens verboden een pletterij aan te schaffen; daarentegen werden ze ertoe verplicht dat beide kantstenen tezamen zestien voet (4,52 m) groot waren. Daar deze stenen aanmerkelijk sleten was deze verplichting tot regelmatige vernieuwing een kostbare geschiedenis. Een nieuwe leggersteen kostte in 1875 ƒ 400 aan levering en klaarmaken; in ogenschouw genomen dat een lopersteen ongeveer 5000 kg en een leggersteen 6 à 7000 kg woog, is dit voor die tijd zo hoge bedrag toch wel in te denken.
Om zeker te zijn dat het zaad voor de te nemen proeven niet met ander zaad vermengd was, was aan iedere proefmolen een af te sluiten zaad- en koekenkast aanwezig, terwijl ook bij de stenen een speciale kuip, de proefkuip, aanwezig was om er het zaad in uit te storten. De uitgeperste olie werd verzameld in een houten kuipje, sester genaamd, in het midden waarvan zich een gladde ijzeren lat bevond. Door schuine inkepingen in deze rechtopstaande lat kon men ruwweg aflezen hoeveel olie zich in het sester bevond.
De nauwkeurige meting geschiedde met de zogenaamde proefstok, een glad geschuurde ijzeren maatlat, waarop nauwkeurig de inhoud van het sester stond aangegeven.
De meesterknechts van deze oliemolens werden blokmaalders genoemd (naar het naslagblok waaraan ze altijd werkten). Het waren uit de aard der zaak bekwame vaklieden. Om begrijpelijke redenen trachtten zij voortdurend de uitkomsten van het proefmalen van elkaar aan de weet te komen. Toen een oude blokmaalder van “het Varken” vernam dat zijn collega meer olie in het sester kreeg, terwijl er op dat moment juist controle op de molen was, wist hij het sester een moment in een donkere hoek van de molen te krijgen en deed hij er een plasje in; of deze handeling resultaat had is mij niet bekend…
De handelaren in zaad waren op contact tussen de blokmaalders niet erg gesteld; misschien is dit wel de oorzaak dat twee van deze proefmolens heel moeilijk te bereiken waren, nl. “Het Huis Assumburg” aan de Nauernase Vaart en “de Windhond”, die bijna op de grens van Oostzaan stond.
Voor het proefmalen was nauwkeurigheid vereist en daarom bleek het noodzakelijk om de inrichting van deze molens te controleren. Hiervoor werd doorgaans een zeer ervaren oude molenmaker aangewezen die één maal per jaar controleerde of de stenen wel de vereiste grootte hadden, of er wel zonder pletterij gewerkt werd en of de laden en slagpersen in staat waren de vereiste hoge druk te ontwikkelen. Het was een eervolle betrekking; de laatste molenmaker die haar vervulde was Adriaan Ulle, aan Het Kalf woonachtig; de laatste proefmolen was “het Jonge Big” aan de sluissloot te Zaandijk.”

Bronnen:
- “de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 299
- “Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 50/ 112
- “Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz. 156
- “Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- “Brandkroniek, vanaf 1656 tot september 1906” N. van Pomeren 1906 blz. 89-90
- “Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 1” T.Neuhaus 1987 blz. 74
- “Windmolens” G.Husslage 1965 blz. 10-11
- informatie Sander Vergouw, 15 nov. 2018.
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 186.

aanvullingen

trivia
Bij de foto's:
De bovenste foto is genomen in 1900 en toont de molen terwijl hij van een nieuw rietdek wordt voorzien.
Op de middelste foto is de molen te zien kort na 1900. De foto is van het oosten naar het westen genomen.
De onderste foto toont de resten van de verbrande molen, op de achtergrond is de romp van de voormalige oliemolen De Wezel te zien.
-----

Over het voormalige molenerf ligt momenteel de naar hem vernoemde Munnikstraat.