Molen De Strijd / De Gedurige Strijd, Zaandam-Oost

Zaandam-Oost, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
De Strijd / De Gedurige Strijd
modeltype
Kantige molen, stellingmolen
functie
oliemolen, doppenmolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
01090
oude dbnr.
V1754
Meest recente aanpassing
media-bestand
Molen 01090 De Strijd / De Gedurige Strijd (Zaandam-Oost)
Ansichtkaart, coll. Jan Westerlaken

locatie

plaats
Zaandam-Oost
plaatsaanduiding
Aan en ten zuiden van de Braaksloot, tussen de oliemolens
gemeente
Zaanstad, Noord-Holland
streek
Zaanstreek
kadastrale aanduiding 1811-1832
Zaandam B (2) 401 Cornelis Klz. Honing, koopman
geo positie
X: 117575, Y: 498297
N: 52.47113, O: 4.83642

constructie

modeltype
Kantige molen, stellingmolen
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
een dubbel oliewerk, later ook twee maalstenen
plaats bediening
stellingmolen
bediening kruiwerk
buitenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
verbrand
geschiedenis
Van de kleine oliemolen de Strijd is het bouwjaar niet precies bekend. De molen zal hoogstwaarschijnlijk omstreeks 1680 zijn gebouwd. De eerste vermelding dateert van 14 februari 1683, toen Claes Pietersz. Kalf de molen tegen brand verzekerde in een assurantiecontract. Pas op 25 oktober 1686 ontving Claes Kalf de windbrief voor de Strijd en de hierbij behorende verbandbrief kreeg hij op 15 augustus 1693: ”Olymolen de Strijt op het Kalff aan de Braakdijk; belend ten oosten de Wed. van Willem. Erfpacht 4 caroligulden.” Met de verbandbrief gaf Claes Kalf zijn molen in onderpand wanneer hij zijn betalingen aan het Rijk niet nakwam.

Hoogstwaarschijnlijk had de Strijd ook tijdelijk een pelsteen. Dhr. Couwenhoven heeft ontdekt dat de Strijd op 22 maart 1721 door Claes Kalf werd verzekerd in het pelderscontract. In deze verzekering werden alleen pelmolens verzekerd en dus concludeert Couwenhoven dat de molen ook tijdelijk een pelsteen bezat.

In 1726 stond de Strijd op naam van Jan Cornelisz. Potse. Potse was getrouwd met Trijntje Klaes Kalf, gezien haar naam was dit een dochter van de bouwheer van de Strijd. De Strijd zal na het overlijden van Claes Kalf in handen zijn gekomen van Jan Potse. Op naam van Potse, werd de lading van de Strijd op 14 juni 1727 verzekerd bij het OC dat op die dag te Zaandam was opgericht. Zes jaar later, op 1 juli 1733, werd ook de molen zelf bij deze onderlinge brandverzekering verzekerd. De molen had eerst een enkel oliewerk maar werd in 1733 als dubbele oliemolen ondergebracht in het Olieslagerscontract.

Vanaf 1737 komt de zoon van Jan Potse in de zaak. In 1746 overleed Jan Potse waarna de Strijd op naam komt de staan van Trijntje Kalf en Pieter Jansz. Potse. Naast de Strijd hebben zij dan ook de in het Oostzijderveld gelegen pelmolen “de Drie Gebroeders” in handen, verder hadden zij belangen in de stijfselmakerij. Na het overlijden van Trijntje Kalf in 1752 komt de Strijd in handen van de oudste broer van Pieter Potse, Jacobus Potse, die op dat moment pastoor was in Heemskerk. In eerste instantie blijft Pieter Potse olieslaan met de Strijd onder de firmanaam Jan Potse & Zoon. Dit duurde tot 1759, daarna verhuurde Jacobus Potse de molen aan andere huurders. In 1768 kwam de Strijd te werken voor Gerrit Caescoper Honigszoon.
Deze Gerrit Kaaskooper was een zoon van Stijntje Caeskooper en de Zaandijker papierfabrikant Cornelis Jacobsz. Honig en richtte zich op de olieslagerij. Sinds 1764 werkte Caescooper onder de firmanaam Gerrit Kaeskoper Honigzoon & Zoon. Gerrit Honigsz. werkte ook met de Oostzaandammer oliemolens “het Windei”, “het Oude Bonte Kalf”, ”de Haan”, “de Gooier”, “de Os” en “de Sint Willibrordus” en de Koger oliemolen “het Pink”.
Na het overlijden van Gerrit Caescooper in 1778 worden de zaken overgenomen door zijn zoon Claes Gerritsz. Honig, die het molenbezit uitbreidde met o.a. “de Kat”, “de Wandelaar”, “De Oude Zwan”, “Het Vette Schaap” en “het Varken”. Op 7 april 1782 verkocht Jacobus Potse de Strijd aan Claes Honig voor een bedrag van Fl.2400,-.
Als Claes Honig in 1813 komt te overlijden neemt zijn jongste zoon, Cornelis Honig, de firma van zijn vader over waar hij al sinds 1791 deel van uit maakte. Opnieuw wordt het molenbezit vergroot, ditmaal met de oliemolens “de Kieft”, “de Jonge Wolf”, “de Visser”, “de Kikker” en “de Kopermolen”. Cornelis Honig overlijdt in 1845, waarna zijn grote molenbezit wordt verdeeld onder zijn twee zonen Cornelis en Klaas Honig. Ook gaan enkele molens over naar Jacobus Kluyver, die was getrouwd met een dochter van Cornelis Honig.
Zoon Cornelis Honig kreeg 10 oliemolens toebedeeld en zoon Klaas Honig kreeg negen molens waaronder de Strijd. Klaas Honig ging werken onder de firmanaam Claas Honig en Zonen. Later deed Klaas Honig Cornelisz. enkele molens over aan zijn zonen. De Strijd komt samen met De Dood en De Windhond in eigendom van zoon Klaas Honig Klaasz. die later zijn bezit weer uitbreidt met de oliemolens “de Zeef” en “de Vergilius”. Wanneer Klaas Honig Klz. in 1887 overlijdt (in hetzelfde jaar als zijn vader), gaan de molens over naar de derde Klaas op rij, Klaas Honig Klaasz. Jr. De Vergilius wordt meteen verkocht en gesloopt, de andere drie molens blijven tot 1896 olie slaan. In dat jaar houdt Klaas Honig het voor gezien en worden de molens stilgezet en verkocht. De Strijd wordt op 21april 1897 uit het OC geschreven en verkocht aan Aris Wittebrood.
Deze nieuwe eigenaar van de Strijd laat de molen voorzien van een koppel platte stenen, die hij gaat gebruiken voor het vermalen van koffie- en rijstdoppen. Zo blijft de Strijd in tegenstelling tot veel van zijn collega’s onder de “malenden”. Later wordt de doppenmalerij vaarwel gezegd en komt het oliewerk weer in bedrijf voor het slaan van cacaoboter uit cacao afval. Halverwege de jaren twintig wordt de molen verhuurd en in 1930 werd de Strijd geveild. De nieuwe eigenaar was Jan Terweij, een zoon van Evert Terweij, die toen werkte met de Quak aan de Noordervaldeursloot. Terweij betaalde een bedrag van maar liefst Fl.3000,- voor de molen wat een behoorlijk hoog bedrag was in deze tijd. Door de crisistijd staat de molen meer stil dan dat hij in bedrijf is en langzamerhand begint de Strijd in een minder goede conditie te geraken. In 1937 gaat Jan Battem met de Strijd malen. Eerder was Battem de eigenaar geweest van de buurmolen van de Strijd, de in 1915 verbrandde oliemolen “de Dood”. Hierna gaat Battem met “het Pink” in Koog aan de Zaan werken. Als deze molen dan ook door bouwvalligheid tot stilstand komt gaat Battem verder met de Strijd. In 1939 kreeg de molen een opknapbeurt, waarbij grote delen van zijn rietdek werden gerepareerd, verder kreeg de Strijd een schilderbeurt.
Deze restauratie werd dankzij de inzet van Jo Vooren en Dirk Ploeger mogelijk gemaakt. Zij besloten om Jan Battem te hulp te komen en hebben bij de Zaanse industrie geld weten los te krijgen t.b.v. de molen. Toch werd het hen niet helemaal in dank afgenomen wat zij deden. In het historisch overzicht van de Vereniging wordt er het volgende over geschreven:
Enthousiaste molenliefhebbers waren op eigen gelegenheid begonnen een groot deel van hun vrije tijd te besteden aan het opknappen van deze verwaarloosde molen. Gebroken ruiten werden vervangen en het houtwerk boven de platting geverfd, met daartoe gratis verkregen materiaal. Daardoor kwam echter de slechte toestand der rietbedekking van het molenlijf des te meer uit. Ten behoeve van de herstelling hiervan trachtten deze liefhebbers ~inmiddels lid der vereniging geworden ~ van particulieren gelden bijeen te brengen. Toen echter werd het bestuur om advies gevraagd. Ondanks het weinig organisatorisch optreden dezer vrienden, bestond er geen reden voor afzijdigheid van hun arbeid. Betreurd moest worden, dat geen zekerheid bestond omtrent het behoud van deze molen na de uitvoering van de herstelwerkzaamheden. Zonder deze garantie zou het bestuur geen verantwoordelijkheid voor het bijeenbrengen van gelden op zich hebben genomen. Niettemin kwam een niet onbelangrijke som bijeen en kon de molen een flinke opknapbeurt verkrijgen. Gehoopt mocht worden dat de aangewende gelden inderdaad zouden blijken nuttig te zijn besteed voor de verdere instandhouding van deze molen.
De doelstelling van Vereniging de Zaanse Molen is in de loop der jaren enigszins veranderd.

Jan Battem gaat met de molen houtmeel en cacaodoppen vermalen. In de oorlog werd er een poging gedaan om van gemalen steenkool, briketten te persen. Dit wilde echter niet vlotten omdat de geperste briketten te nat waren. Kort na de oorlog moet Battem noodgedwongen door zijn leeftijd afscheid nemen van de Strijd. Op 3 december 1947 wordt de Vereniging de Zaanse Molen eigenaar van de Strijd. De Strijd was de derde molen die de Vereniging in haar eigendom kreeg. Eerder al verwierf zij de oliemolen “het Pink” in Koog aan de Zaan en de meelmolen “de Koker” te Wormer. In januari 1948 werd de molen verhuurd aan de firma Oosterwijk & Zoon uit Nieuwendam. De firma ging de Strijd gebruiken voor het vermalen van gerst en tarwe. Hiervoor werden de maalstenen die eerst op het lege zolder gelegen waren verplaatst naar achter het blok. De huur van de firma Oosterwijk duurde niet lang, enkele maanden nadat zij begonnen te malen met de Strijd moesten ze alweer stoppen omdat zij geen werk meer kregen. Vanaf december 1948 stond de Strijd dus weer stil.
In de vroege ochtend van 22 februari 1949 omstreeks halfdrie raakte de Strijd in brand. In die tijd stond in de molen ook vee gestald, wat ternauwernood kon worden gered. Tegen de tijd dat de brandweer arriveerde op de Braakdijk, stond de Strijd reeds in lichterlaaie. Na een strijd van een uur stort de brandende molen achterover het weiland in. Niets kon worden gered. De oorzaak van de brand is nimmer achterhaald, maar er blijven hardnekkige geruchten bestaan dat de molen in brand zou zijn gestoken. De molen was door de Zaanse Molen verzekerd en deze keerde een bedrag van Fl.4500,- uit. Enkel wat ijzerwerk, zoals sesters, schalen en bekkens werden uit de resten gehaald. De resten van de molen werden verkocht en enkele jaren later verkoopt de Zaanse Molen het erf van de Strijd aan de toenmalige gemeente Zaandam, die het erf met huizen laat bebouwen.



Bronnen:
“de Zaende” 2e jaargang 1947 blz. 134/ 136
“de Zaende” 3e jaargang 1948 blz. 226
“de Zaende” 4e jaargang 1949 blz. 98-104 artikel dhr. G.J. Honig n.a.v. het verbranden van de molen in dat jaar
“de Zaende” 5e jaargang 1950 blz. 79
“250 Zaanse molens” R.Couwenhoven 2001 blz. 67
“Encyclopedie van de Zaanstreek” 1991 blz. 330-331
“Vervolg historisch overzicht ver.de Zaansche Molen” 1950 blz.32-33/ 58/ 75/ 78/ 82-83
“Over molens der familie Honig” P.Boorsma 1939 blz.163
“Zaanse molenbranden” R.Couwenhoven 2001 blz. 117-121
“Molens in de Zaanstreek in oude ansichten deel 2” T.Neuhaus 1987 blz. 28
“Duizend Zaanse Molens” P.Boorsma 1968 blz.138
“Het Olieslagerscontract” R.Couwenhoven 2002 blz. 50/ 105
“Gedenkboek van het olieslagerscontract” 1912
- "1100 Zaanse Molens", Ron Couwenhoven 2015, blz. 149.

aanvullingen

trivia
Afbeelding 1: coll. Jan Westerlaken
Afbeelding 2: Foto Ir. W. Voerman, collectie H. v.d. Woude
Afbeelding 3: Ansichtkaart (uitg. Ver. De Zaansche Molen)
vlnr "de Strijd" en "de Dood", beide oliemolens.
Afbeelding 4: foto n.n., omstreeks 1920, verzameling F. Rol
Afbeelding 5: foto n.n., 22 februari 1949, verzameling F. Rol