Molen Wogmeer, zuidelijke bovenmolen, Hensbroek

Hensbroek, Noord-Holland
v

korte karakteristiek

naam
Wogmeer, zuidelijke bovenmolen
modeltype
Kantige molen, grondzeiler
functie
poldermolen
bouwjaar
verdwenen
toestand
verdwenen
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt  
Toon op Google Maps met andere molens in de buurt
Ten Bruggencate-nr.
00165
oude dbnr.
V6679
Meest recente aanpassing
| Conversie
media-bestand
Molen 00165 Wogmeer, zuidelijke bovenmolen (Hensbroek)
Foto: n.n., opname rond 1920
Molens van Noord-Holland 1981

locatie

plaats
Hensbroek
plaatsaanduiding
aan de Ringvaart van de Heerhugowaard
gemeente
Koggenland, Noord-Holland
streek
De Wester Koggen
kadastrale aanduiding 1811-1832
Hensbroek B (1) 22 Polder Hensbroek
geo positie
X: 120509, Y: 517101
N: 52.64032, O: 4.87765

constructie

modeltype
Kantige molen, grondzeiler
krachtbron
wind
functie
romp
achtkante bovenkruier
inrichting
scheprad
later vijzel 2 m Ø
plaats bediening
grondzeiler
bediening kruiwerk
binnenkruier
plaats kruiwerk
bovenkruier
vlucht
25,10 m
afbeelding van onze ondersteuners

geschiedenis

toestand
verdwenen
bouwjaar
verdwenen
1923 onttakeld april 1946 restant gesloopt
geschiedenis
Deze molen

De molen werd rond 1803 vervijzeld.


De vroege bemaling van de Wogmeer

Het gebied dat de huidige polders Obdam, Hensbroek, de Wogmeer en Ursem omvat, vormde tot 1535 een watergemeenschap, die haar waterbezwaar loosde op de Waard. Tot de watergemeenschap behoorde tevens Overdorp, een buiten de Spierdijk gelegen gedeelte van Berkhout. De Wogmeer was toen nog niet drooggemaakt en stond in open verbinding met het polderwater van de omliggende dorpen. Hieraan kwam kort na de invoering van molenbemaling in het Geestmerambacht (1532) een einde. Waarschijnlijk hebben Obdam en Hensbroek eerst plannen hebben gemaakt voor de inrichting van een nieuwe gezamenlijke afwatering. In 1535 is namelijk sprake van een watermolen die ‘tot beider profijt’ op grondgebied van Obdam was opgericht. Obdam ging echter al snel een stap verder: het werd een zelfstandige polder door het afdammen van de sloten die uitkwamen op de Wogmeer en de aanleg van een dijk op de banscheiding met Hensbroek.

Vanwege hierdoor ontstane geschillen moest de afwatering van de Wogmeer nader worden geregeld. Dit gebeurde in een tweetal arbitrale uitspraken van Jacob van Duvenvoorde, de heer van Obdam en Hensbroek. De eerste dateert uit 1535, het belangrijkst was echter een uitspraak uit 1543. Van Duvenvoorde werd daarin bijgestaan door Adriaan Stalpaert van der Wiele, de bekende adviseur van keizer Karel V in waterstaatkundige zaken. Zij bepaalden dat Obdam het recht had om dammen in de meersloten te leggen of te verwijderen en dat de tocht op de grens van Ursem en Hensbroek (voorloper van de Uitgang) moest worden verbreed en uitgediept en aan weerszijden van stevige kaden voorzien. Aan het eind van de afwatering moest een gezamenlijke molen worden opgericht om het water van de Wogmeer in de Waard te lozen. Deze molen werd door Obdam, Hensbroek en Ursem samen bestuurd en zou een toepasselijke naam krijgen: de Klammolen (klammen = vechten, ruzie maken). Om het waterbezwaar van de Wogmeer nog sneller te lozen mochten Ursem en Hensbroek hun eigen watermolens bij de Berkmeerdijk gebruiken.


De droogmaking van de Wogmeer

Jacob van Duvenvoorde heeft als eerste heer van Obdam en Hensbroek plannen gehad om de Wogmeer te bedijken. Dit blijkt uit een verzoekschrift aan koning Filips II, vermoedelijk uit 1557. Jacobs zoon Gijsbert zette het onderwerp in 1563 opnieuw op de agenda. De eerste pogingen faalden door technische oorzaken. In 1598 verleenden de Staten van Holland en West-Friesland octrooi voor de bedijking van de Wogmeer aan Gijsberts zoon Jacob van Duvenvoorde. Opnieuw werd het project niet uitgevoerd. Op 8 november 1607 verleenden de Staten van Holland en West-Friesland deze Jacob van Duvenvoorde een nieuw octrooi, tegen iets gunstiger voorwaarden dan in 1598.

Voor de droogmaking werden in totaal zes molens gebouwd, die in drie trappen het water uitmaalden op de Raaksmaatsboezem. In de zuidwesthoek van de 680 ha grote polder werd door vier schepradmolens het water uit het Wogmeer in twee trappen uitgemalen op het omringende polderwater van Hensbroek en Obdam. Het opgebrachte bezwaarwater werd door twee, voor rekening van de droogmaking, gebouwde schepradmolens, in feite dus bovenmolens van de Wogmeer, weer uitgemalen op de Raaksmaatsboezem.

Reeds in de zomer van 1608 viel de niet zeer diepe polder droog ondanks de uitzonderlijk natte zomer (waar de droogmakers van de Beemster wel veel last van hadden), en in 1609 kon de verkaveling plaatsvinden. De bedijking leidde tot een heroverweging van de waterstaatkundige verhoudingen in het gebied. Al in 1608 werd eerst de watergemeenschap tussen Obdam en Hensbroek hersteld. Ursem werd in 1608 een zelfstandige polder en nam tevens de bemaling op zich van de landerijen van Overdorp.

Per 1 augustus 1610 verkochten Ursem, Overdorp en Obdam hun respectievelijke aandelen in de Klammolen of Nieuwe Watermolen aan de bedijkers van de Wogmeer. Niet duidelijk is of de Klammolen toen gesloopt is om plaats te maken voor een van beide nieuwe bovenmolens, of dat dezelfde molens voor dat doel is blijven staan.


De bemaling van de Wogmeer

De boezem waarop de Wogmeer uitsloeg werd aanmerkelijk verkleind, toen in navolging van Ursem, in 1659 Obdam zich afscheidde tot een geheel zelfstandige polder. In 1675 liep als gevolg van een algehele overstroming van West- Friesland, vanwege een doorbraak van de zeedijk, ook de Wogmeer weer onder. Daarna brandde een van de watermolens af, waardoor de polder anderhalf jaar onder water bleef staan. Een tweede watermolen ging in 1764 verloren als gevolg van blikseminslag.

Op grond van overkomsten in 1730, 1814 en 1821 heeft de Wogmeer, telkens voor een korte periode, een gemeenschappelijke bemaling gehad met de polder Hensbroek. Daartoe werden openingen gemaakt in de bovenkolkdijk van de Uitgang.

De oorspronkelijke bemalingsvorm bleef bestaan totdat omstreeks 1803 de molens werden vervijzeld, hetgeen tevens inhield dat van een drietrapsbemaling op een tweetrapsbemaling werd overgegaan. Daardoor werden twee molens overbodig en konden de noordelijke middelmolen en de zuidelijke ondermolen worden afgebroken. Eén van beide is verkocht aan de polder de Berkmeer, daar herbouwd en nog steeds aanwezig en in bedrijf (zie Tenbruggencatenummer 00781).

De binnenboezem werd nog weer eens verkleind, toen na 1844 Hensbroek zich van de watergemeenschap met de ringsloot van de Wogmeer afscheidde. Daardoor werd de tussenboezem tussen de onder- en bovenmolens van de Wogmeer beperkt tot de eigen ringsloot rond deze polder en de Uitgang, de aanvoertocht naar de bovenmolens. Obdam nam de bemaling van de Staartlanden weer over, waartoe in de Kapelleweg een opening zou worden gemaakt.

In 1879 werd de bemaling ingrijpend gewijzigd en versterkt. De noordelijke bovenmolen en de zuidelijke middel/ondermolen werden afgebroken en in hun plaats werden twee stoomvijzelgemalen gebouwd. Beide gemalen werden in 1918 verbeterd, waarbij de stoommachines en vijzels werden vervangen door elektrisch aangedreven pompen. De beide overblijvende windmolens zijn hierna omstreeks 1921 buiten bedrijf gesteld en onttakeld.

Als gevolg van de omstandigheden werd in de Tweede Wereldoorlog de noordelijke ondermolen weer maalvaardig gemaakt met roeden, waarvan er één afkomstig was uit de westelijke strijkmolen te Rustenburg en één vermoedelijk afkomstig was uit een van de strijkmolens achter Oudorp. Gedurende deze oorlog maalde de Wogmeer nu uit op de aangrenzende polder Hensbroek, die met zijn molen weer werd bemalen op de Raaksmaatsboezem, waardoor in feite de vroegere situatie weer tijdelijk was hersteld. De onttakelde bovenmolen die als woning werd gebruikt en geleidelijk aan in verval was geraakt, werd in april 1946 geheel afgebroken.

De noordelijke ondermolen bestaat nog steeds, zie Tenbruggencatenummer 02546. Over de molenkolk tussen de Wogmeer en de Ringvaart van de Heerhugowaard ligt in 2007 nog een brug met twee ijzeren molenroeden als liggers.

Bronnen:
- De zeeweringen en waterschappen van Noordholland, Mr. G. de Vries Azn., 1864.
- De zeeweringen en waterschappen van Noordholland, derde uitgaaf, D. Kooiman, 1936.
- Molens van Noord-Holland 1981.
- 'Het snoodste land waar God ooit kwam'. De waterrijke geschiedenis van Obdam en Hensbroek tot het begin van de twintigste eeuw, Jan de Bruin, Obdam 2004.
- Informatie van Jan de Bruin, 4 jan. 2010.
E. Zwijnenberg & MHO
-----

*1948 moet dus april 1946 zijn.
**De molens waren ook niet onttakeld in 1921 maar in 1923.
In de WO-II zijn de molens leeggesloopt door dorpsbewoners wegens gebrek aan brandstof.
Bron: Het archief van Jan van Egmond. In het N-H molenboek van 1981 staat het verkeerd vermeld.
Informatie van E. Zwijnenberg, 21 mei 2007.

aanvullingen

trivia
Poldermolen van de Wogmeer

Verklaring onderste afbeelding:

Kaartfragment uitwatering polder Wogmeer.
A = polder Hensbroek na de ruilverkaveling
B = polder Ursem voor de ruilverkaveling
C = polder Wogmeer
a,b middelmolens
50 = nog bestaande ondermolen "Nieuw Leven",
c = de andere ondermolen
d,e = bovenmolens, waarbij e de hier besproken zuidelijke bovenmolen is.
f = voormalige tussenboezem of kolk

Informatie van Eric Zwijnenberg, 22 mei 2007.